zodanige percentage van de tegenwaarde in guldens van het voor de verkrijging overgemaakte bedrag in rijksmarken als overeenkomt met het percentage, dat de Staat der w"! ?P reParatierekening ontvangt an het totaal van zijn schadevergoeding op het voormalige Duitsche Rijk, welke voor de toepassing van deze bepaling wordt gesteld op een bedrag van 25 milliard gulden.

VoRrzoJer . betaling is geschied op andere wijze dan is omschreven in het vorige

\rluZ3i aldus betaalde door de Staat der imederlanden worden vergoed.

3- Ingeval een vermogensbestanddeel krachtens het bepaalde in het derde lid van artikel 2 op de Staat der Nederlanden is overgegaan, zal het bedrag worden teruggegeven waarop de in het eerste, tweede en vierde lid van artikel 2 bedoelde personen aanspraak zouden kunnen maken, indien het vermogensbestanddeel zich nog in hun bezit bevond *"geval krachtens het bepaalde in het lid van artikel 2 vestiging of latere overdracht van zakelijke rechten niet wordt erkend, is Onze Minister van Financiën gemachtigd de teruggave op de voet van de voorgaande leden afhankelijk te stellen van de voorafgaande vervulling van bepaalde voorwaarden door hem in het belang van degene, te wiens behoeve het zakelijke recht is gevestigd, te stellen.

5. In afwachting van de definitieve vaststelling van het in het eerste lid bedoelde percentage kan Onze Minister van Financiën Depalen, dat een of meer voorlopige uitkerm,ee" w°_rden gedaan op de in dit artikel bedoelde teruggave onder nader door hem vast te stellen voorwaarden. . 5. Wij behouden Ons voor in uitzondepngsgevallen, waarin de toepassing van het in. deze wet bepaalde tot onbillijkheid zou eiden ten opzichte van personen, die op 7 Mei 1945 rechthebbenden te goeder trouw waren op vermogensbestanddelen, waarvan de eigendom ingevolge het bepaalde in deze wet op de Staat der Nederlanden overgaat, een hoger bedrag terug te geven, dan waarop overeenkomstig het bepaalde in het eerste j van artikel 4 aanspraak zou kunnen worden gemaakt.

•v-,5' Ii ^ten, ieder' wie een eigendomsovergang, als bedoeld in èrtikel 2, bekend is, of die bescheiden onder zich heeft, waaruit van een zodanige eigendomsovergang kan blijken, !L c- cht' bmnen een door Onze Minister XifMT6" Va?t te stellen termijn,daarvan rf™ n aangifte te doen bij een daartoe door Onze voornoemde Minister aan te wijzen e' °P de wijze en met verstrekking

tebepeafeeneVenS' d°°r die instantie nader

Wan ^ °e het, eerste lid bedoelde termijn kan door Onze Minister van Financiën worden verlengd.

eer,Y„ K^nKiewder,jS ,verPIicht aan de in het eerste lid bedoelde instantie de inlichtingen

ovJT rekken en de zaken of bescheiden ZZtli .gge"' waarvan de verstrekking of de overlegging door die instantie voor de uitoefening van haar taak nodig wordt geacht. s> ,ten leder is. verplicht zaken en be-

tnnr rfen' -f6 'J °nder zich heeft en die

voor de uitvoering van deze wet van belang

kunnen zijn, zorgvuldig te bewaren.

.7' Met betrekking tot het doen ener aangifte, het verstrekken van inlichtingen of het overleggen van zaken of bescheiden, een en ander als bedoeld in artikel 6, kan niemand ^ t,egen,ovl^ d(r in het eerste lid van dat artikel bedoelde instantie beroepen op enig beroeps- of ambtsgeheim.

8. 1 Een ieder is met betrekking tot feiten welke in verband met de uitvoering van de bij deze wet gegeven voorschriften in de uitoefening van zijn ambt, beroep of functie verplicht komen, tot geheimhouding

2 De in artikel 6, eerste lid, bedoelde instantie is echter bevoegd, indien naar haar oordeel de juiste uitvoering van haar taak zulks medebrengt, daartoe door haar aan te wijzen personen en instanties van deze verplichting te ontheffen.

?• I. Hij die opzettelijk niet voldoet aan enige verplichting, gesteld bij artikel 6, eerste, derde of vierde lid, dan wel door handelen of nalaten opzettelijk bewerkt of opzettelijk medebewerkt, dat aan een zodanige verplichting niet wordt voldaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en geldboete tot een onbeperkt bedrag, hetzij met een van deze straffen.

2. FTii pan XXM«T-»C r^u.,1,4 i

. net te wijren is,

dat met wordt voldaan aan enige verplich-

■ng\ gesteld bij artikel 6, eerste, derde of vierde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete, of van ten hoogste vijftig duizend gulden, of — indien de waarde der vermogensbestanddelen, met betrekking tot welke het strafbare feit is begaan hoger is dan twaalf duizend vijf honderd gulden — van ten hoogste het viervoud dezer waarde, hetzij met een dezer straffen

1U. Indien een der feiten, strafbaar gesteld in artikel 9, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen hem die tot het feit opdracht gaf of die de feitelijke leiding had bij het verboden handelen of het nalaten.

11. 1. Hij die opzettelijk niet voldoet aan de verplichting, gesteld bij artikel 8, eerste lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

2. Indien het strafbare feit tegen een bepaald persoon is gepleegd, wordt het slechts vervolgd op diens klachte.

„J,2;, , Df 'n de artikelen 9 en 11 strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.

13. De bepalingen van deze wet laten de bevoegdheden tot het verlenen van rechtsherstel, in het Besluit herstel rechtsverkeer aan de Raad voor het Rechtsherstel toegekend, onverminderd van kracht „ }.f' . In artikel 53, eerste lid, onder c, en artikel 55, derde lid, onder 6, van het Besluit herstel rechtsverkeer, zoals dit is gewijzigd en aangevuld bij Ons besluit van 16 November 1945, Staatsblad no. F 272, wordt tusschen het woord „bij en de woorden „het Besluit" ingevoegd; „de Wet herstel vermogensovergang Rijksmarkengebied,'', met de vermelkondigd" Staatsblad, waarin zij is afge-