S. H 386

22 November 1947, WET, houdende intrekking van het Vierde Uitvoeringsbesluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Waterstaat van 1 Juli 1940 (Verordeningenblad n°. 38/1940).

Bijl. Hand. II 46/47, 484;

Hand. II 46/47, bladz. 2169—2183;

Bijl. Hand. I 47/48, 484 ;

Hand I 47/48, bladz. 16—21.

In naam van Hare Majesteit Wilhelmina, enz.;

Wij JULIANA, Prinses der Nederlanden, Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Regentes van het Koninkrijk,

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Wet Autovervoer Personen weder geheel in werking te stellen, en daartoe het Vierde Uitvoeringsbesluit van de Secretaris-Generaal van Waterstaat van 1 Juli 1940 (Verordeningenblad n°. 38/1940) in te trekken:

Zo is het, dat Wij, de Raad van State, enz.;

Art. 1. 1. Het Vierde Uitvoeringsbesluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Waterstaat van 1 Juli 1940 (Verordeningenblad n°. 113/1941) en door Ons voor lopig gehandhaafd bij besluit van 17 September 1944 (Staatsblad n°. E 93) (Besluit Bezettingsmaatregelen) vervalt.

2. Alle krachtens dat Uitvoeringsplan verleende vergunningen vervallen met ingang van de vijftiende dag na het in werking treden van deze wet. De ingevolge dat besluit ingestelde beroepen worden buiten behandeling gelaten.

Art. 2. 1. Naast de voorschriften van de Wet Autovervoer Personen gelden de in de volgende leden van dit artikel vervatte overgangsbepalingen.

2 Een autobusdienst of groepsvervoer, op of omstreeks 13 December 1946 uitgeoefend of uitgevoerd overeenkomstig een door een Rijksinspecteur van het Verkeer goedgekeurde dienstregeling, kan worden voortgezet krachtens een tijdelijke vergunning, welke door of vanwege Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ambtshalve zal worden verleend en welke door Onze voornoemde Minister kan worden gewijzigd of ingetrokken, indien bijzondere omstandigheden zulks onvermijdelijk maken.

3. Deze tijdelijke vergunning zal overigens voor de toepassing van de bij of krachtens de Wet Autovervoer Personen gegeven voorschriften worden geacht een ingevolge die Wet verleende vergunning te zijn, met dien verstande, dat het bepaalde in zake beroep niet van toepassing is.

4. Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel omtrent wijziging of intrekking blijft deze tijdelijke vergunning van kracht, totdat zij bij de beschikking ingevolge art. 10 of art. 32 van de Wet Autovervoer Personen op een aanvraag om vergunning voor de uitoefening van een autobusdienst of voor de uitvoering van groepsvervoer over hetzelfde of ongeveer hetzelfde traject wordt ingetrokken.

5. Wordt binnen drie maanden na het in werking treden van deze wet zulk een aan¬

vraag niet ingediend, dan wordt deze tijdelijke vergunning ingetrokken door het gezag dat ingevolge artikel 10 of artikel 32 van de Wet Autovervoer Personen tot het beschikken op zulk een aanvraag bevoegd zou zijn. In dit geval zijn de artikelen 52 en 55 van die Wet niet van toepassing.

Lasten en bevelen, enz;

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 22 November 1947.

JULIANA.

De Min. v. Verkeer en Waterstaat H. Vos.

(Uitgeg. 23 Dec. 1947).

S. H 387

22 November 1947. WET, houdende goedkeuring van de Akte van wijziging van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, 1946, alsmede van het Verdrag betreffende de gedeeltelijke herziening van de door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eerste 28 zittingen aangenomen verdragen.

Bijl. Hand. II 46/47, 521.

Bijl. Hand. II 47/48, 521.

Hand. II 47/48, bladz. 185.

Bijl. Hand. I 47/48, 521.

Hand. I 47/48, bladz. ij—16.

In naam van Hare Majesteit Wilhelmina, Wij JULIANA, Prinses der Nederlanden, Regentes van het Koninkrijk,

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Akte van wijziging van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, alsmede het Verdrag betreffende de gedeeltelijke herziening van de door de Internationale Arbeidsconferentie in haar eerste 28 zittingen aangenomen verdragen, welke Akte van wijziging en welk Verdrag zijn aangenomen in de 29e van 19 September tot 9 October 1946 te Montreal gehouden Internationale Arbeidsconferentie, alvorens te kunnen worden bekrachtigd, ingevolge artikel 60, lid 2, der Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeven, en daarbij gelet op het Besluit van 26 Maart 1920 houdende de bekendmaking van de toetreding van Nederland tot het Volkenbondverdrag (Stbl. 1920 no. 127), op het Besluit van 2 Juli 1934 houdende de bekendmaking van de wijziging van Deel XIII, artikel 393 van het Vredesverdrag van Versailles {Stbl. 1934 no. 357) en op het Besluit van 3 December 1946 bepalende de bekendmaking van de Akte van wijziging van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, Parijs 1945 (Stbl. no. G 342);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State enz.: Art. 1- De Akte van wijziging van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, aangenomen in de 29e van 19 September tot 9 October 1946 te Montreal gehouden Internationale Arbeidsconferentie, in afdruk als Bijlage I nevens deze wet gevoegd, wordt goedgekeurd. 1