tieke of consulaire titel worden verleend, zonder dat zij daardoor komen te behoren tot het personeel van de buitenlandse dienst.
Artikel XXII Artikel 44, lid 1, wordt gelezen als volgt:
1. Zolang de ambtenaren van de buitenlandse dienst buiten Nederland zijn geplaatst, genieten zij een verblijfvergoeding ter tegemoetkoming in de kosten, welke uit hun verblijf buiten Nederland en de vervulling van hun betrekking voor hen en hun gezin voortvloeien. Bij de vaststelling van het bedrag dezer verblijfsvergoeding wordt rekening gehouden met de aard der betrekking, door hen bekleed, bijzondere omstandigheden, die te hunner standplaats bestaan, en de omstandigheid of zij al dan niet gehuwd zijn en al dan niet minderjarige kinderen te hunnen laste hebben.
Artikel XXIII Artikel 47, lid 2, wordt gelezen als volgt:
2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken bepaalt in elk voorkomend geval, in welke muntsoort of muntsoorten de gelden worden beschikbaar gesteld, die voor rekening van zijn Departement aan de ambtenaar van de buitenlandse dienst worden uitgekeerd.
Artikel XXUI-a Artikel 50, lid 2, wordt gelezen als volgt:
Het verlof, bedoeld in het vorige lid van dit artikel, wordt door Onze Minister van Buitenlandse Zaken verleend.
Artikel XXIV
Aan artikel 51 wordt een lid toegevoegd, luidende als volgt: 5. De ambtenaren van de buitenlandse dienst, die gedurende ten minste twee jaren buiten het gebied, in artikel 52, lid 1, omschreven, geplaatst zijn geweest, kunnen door Onze Minister van Buitenlandse Zaken in aanmerking worden gebracht voor verlenging met ten hoogste twee maanden van het verlof, bedoeld in het tweede en vierde lid van dit artikel.
Artikel XXV Artikel 52, lid 1, wordt gelezen als volgt:
1. Aan de ambtenaren van de buitenlandse dienst, die gedurende vier achtereenvolgende jaren geplaatst zijn geweest buiten het gebied, begrensd ten noorden door de parallel 63° N.B., ten oosten door de meridiaan 40° O.L., ten zuiden door de parallel 30° N.B. en ten westen door de meridiaan 30° W.L., wordt, afgezien van de jaarlijkse