verloven, bedoeld bij artikel 51, lid 1, van dit reglement, een verlof verleend van vier maanden, waarvan zij ten minste de helft in Nederland moeten doorbrengen.

Artikel XXVI

Artikel 53 wordt gelezen als volgt:

1. De ambtenaren van de buitenlandse dienst, die

a. wegens ziekte of ongeval, of

b. om andere redenen, onafhankelijk van hun wil of toedoen, geen dienst kunnen verrichten, kunnen voor de duur van ten hoogste twee jaar verlof ontvangen met behoud van hun bezoldiging.

2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan hun in het geval, bij het vorig lid sub b voorzien, voor de duur van bedoeld verlof nevens de bezoldiging een toelage toekennen, door hem te bepalen.

3. Het verlof, bedoeld in lid 1, wordt bij voorkeur in Nederland doorgebracht.

Artikel XXVII

Artikel 55 wordt gelezen als volgt:

1. Bij wijze van uitzondering kan een Nederlands onderdaan of een vreemdeling, die bijzondere geschiktheid bezit, om op een bepaalde diplomatieke zending of een bepaalde consulaire post werkzaam te zijn, als ambtenaar in bijzondere dienst aan die zending of op die post worden benoemd.

2. De ambtenaren in bijzondere dienst worden bij hun benoeming gelijk gesteld in positie met een ambtenaar van de buitenlandse dienst der derde, vierde of vijfde klasse.

Artikel XXVIII

Artikel 56 wordt gelezen als volgt:

Voor zover het tegendeel niet blijkt of wordt bepaald, zijn de bepalingen van Hoofdstuk II op overeenkomstige wijze op hen van toepassing. In geval van twijfel beslist Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel XXIX

Artikel 57 wordt gelezen als volgt:

Alvorens hun betrekking te aanvaarden, leggen zij in handen van het hoofd van de post, aan welke zij verbonden zijn, of anders schriftelijk de volgende eed of de volgende belofte af:

„Ik zweer (beloof), dat ik de betrekking, mij in de buitenlandse dienst opgedragen, in allen dele getrouwelijk, eerlijk en vlijtig, overeenkomstig de Nederlandse wetten en de voorschriften, mij gegeven