Artikel II.

Het opschrift van Hoofdstuk IV der gewijzigde Zegelwet 1917 wordt gelezen als volgt:

„Van het zegelrecht van jachtakten, verzoekschriften om goedkeuring van statuten of wijziging van goedgekeurde statuin ener vereniging of om verlenging van de duur ener rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging en besluiten, houdende vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verlening van adeldom."

Het tweede lid van artikel 41 der gewijzigde Zegelwet 1917 wordt gelezen als volgt:

„2. Aan een vast reelat van vijftig gulden zijn onderworpen de verzoekschriften om goedkeuring van de statuten ener vereniging, alsmede die om verlenging van haar verstreken duur. Aan een vast recht van vijf en twintig gulden zijn onderworpen de verzoekschriften om goedkeuring van wijziging der goedgekeurde statuten. Het recht wordt teruggegeven aan de ondertekenaren, indien de goedkeuring of de verlenging niet wordt verleend.".

Artikel III.

Het tweede lid van artikel 17 der gew'ijzigde Handelsregisterwet (Staatsblad 1918 no. 493) wordt gelezen als volgt:

„Heeft de akte van oprichting van een naamloze vennootschap of hebben de statuten van een vereniging, waarop de artikelen 8, 9 of 10 van toepassing zijn, wijziging ondergaan, of is de duur van een dezer lichamen ingevolge artikel I der Duurverlengingswet bij ministerieel besluit verlengd, dan wordt opgegeven de dagtekening der Nederlandse Staatscourant, waarin die wijziging of verlenging is openbaar gemaakt. Het tweede lid van artikel 8 vindt overeenkomstige toepassing.".

Artikel IY.

Aan artikel 9 der gewijzigde wet van 22 April 1855 (Staatsblad no. 32), tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering, wordt toegevoegd:

„Wat niet is openbaar gemaakt geldt niet tegen derden te goeder trouw.".

Artikel Y.

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel „Duurverlengingswet".