Eerbiedig veroorloof ik mij, Uwer Majesteit hierbij ter bekrachtiging een ontwerp-besluit voor te leggen, waarbij appellant in zijn beroep, voor zover gericht tegen het ontslag als burgemeester niet ontvankelijk wordt verklaard, en het besluit van 17 Maart 1947, houdende appellants ontslag als ambtenaar van de burgerlijke stand' wordt vernietigd.

Ik merk nog op, dat het — mede in verband met het oorspronkelijk advies van de Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur, strekkende tot vernietiging van het ontslag als burgemeester op materiële gronden — in mijn voornemen ligt deze aangelegenheid, nadat Uwe Majesteit een uitspraak heeft gedaan, opnieuw aan dé Commissie van Advies, bedoeld in artikel 5, lid 4, van het Zuiveringsbesluit 1945 voor te leggen, teneinde te beoordelen, of, mede in het licht van de thans nader door appellant aangevoerde omstandigheden aanleiding bestaat, op de door mijn ambtsvoorganger genomen beslissing terug te komen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, WITTEMAN.