2. Handlampen moeten aan de volgende eisen voldoen:

(a) zij moeten zijn vervaardigd met sterk isolatiemateriaal of van tegen vocht geïmpregneerd hout, waarin de lamphouder zoveel mogelijk verzonken moet zijn aangebracht, metalen lamphouders in houten handlampen moeten zodanig op isolatiemateriaal zijn bevestigd, dat zij niet met het hout in aanraking komen;

(b) bij afgenomen beschuttingskorf en -glas mogen geen metaien delen van de lamphouder en lampvoet kunnen worden aangeraakt, de bescherming van de lampvoet moet voldoende tegen mechanische beschadiging bestand zijn;

(c) zij mogen niet van een schakelaar zijn voorzien.

«■ Artikel 32

Navigatielantaarns 1. Gloeilampen voor navigatielantaarns moeten zijn voorzien van een staand filament van tenminste 2,5 cm hoogte, hetwelk zich 1 de brandlijn van de lens van de lantaarn moet bevinden. Hst midde punt van de lichtbron moet in het midden van de lens zijn SePlaa'"fn

Bij gloeilampen met matglazen peer kan een staand filament v 1,8 cm worden toegelaten.

2. In navigatielantaarns mogen slechts lamphouders voor lamp1'11 met bajonet-voet zijn gebruikt.

HOOFDSTUK VII

Electrische leidingen Artikel 33

Beveiliging en 1. Leidingen mogen niet met een grotere stroomsterkte w0'gjn

belasting belast en smeltpatronen en maximumschakelaars mogen van b ^

grotere nominale stroomsterkte zijn dan is voorgeschreven c' betreffende bij Koninklijk besluit erkende particuliere onderz bureau.

2. Geen smeltveiligheden of maximum-schakelaars behoeven zijn aangebracht: . ,,

(a) in verbindingsleidingen in of aan schakel- en \erdeelin

tingen; erkinff

(b) in het algemeen in zodanige gevallen waar door het in' ^®ru<jen treden van een smeltveiligheid of maximumschakelaai ge ^ zjjn kunnen ontstaan, een en ander mits de leidingen

gelegd. smelt:*"

3. (a) In de nul van een meerleiderstelsel mogen Stweeveiligheden zijn aangebracht, behoudens in daarop aanD leidergroepen;