HET PADVINDERSBLAD

met een Merrie door de üeluwe (Ware avontuurtjes van €. D. Uieboff) XXVIII (vervolg) Langs den sterk slingerenden | straatweg over Voorst en Wilp is dc afstand Zutphen-Deventer een j 19 K.M. ; over de rivier is die afstand ongeveer dezelfde (paal 69 tot | paal 88) ; een zenuwachtig stroomoproeier mogen die vele bochten misschien hinderen en prikkelen, maar een rustig stroomaf-roeier geniet van de schilderachtige riviergezichten, juist door die bocht veroorzaakt. Hoeveel temeer moesten Pipi en ik, j met onze hoogstbegaafde en artistieke natuur, thans genieten. Zelfs j Klosje raakte onder den indruk. | Eerst trachtte hij onze artistieke manieren af te kijken en na te doen ; toen dat niet lukte, bewonderde hij op zijn eigen manier, d.w.z. hij „peinsde” zoo sterk naar bakboord, dat de boot aan dien kant bijna water pakte, of hij staarde zoo ontroerd naar een denkbeeldig lichteffect, dat we geheel uit den stroom ! raakten en we Hink moesten aantrekken, om inde „meer” (den tegen- { stroom bij de Kribbe) nog vooruit te komen. De uiterwaarden zijn in dit rivier- 1 vak sterk begroeid met hoog gras |; of riet, afgewisseld door stukjes;: hoogere pond met raeidoornboschjes 1 j of ander laag hout; mocht ’t des-1 : ondanks toch nog een beetje een-j 1 tonig dreigen te worden, dan heeft}; een vriendelijke mijnheer gezorgd 11 daar een buiten of kasteel, met wat; { hoog hout, neer te zetten. De boerde- < rijen vertoonen ook een typisch ver-11 schil met de Friesche of Hollandsche : I <

ze liggen meestal daar, waar de | winterdijk de rivier ’t dichtst nadert ; [er staat altijd zwaar geboomte omheen ; verder hebben ze een reus[ achtig dak, dat bijna altijd van riet is. Dakpannen schijnen daar niet inden smaak te vallen, wat wel eigenaardig is, omdat je langs den I IJsel veel steenovens vindt, die ook pannen bakken. Bij het kasteel Nieuwenbeek staat inde Gindersche klei een hoeve, die geen rieten dak heeft, en die dan ook den naam \ draagt van ~’t Pannenhuis”. Het schijnt, dat dc IJsel-boer nu een| maal geen „pan” aan huis wil hebben, in tegenstelling van het „pan-J slavisme” van den Hollandschen boer. We hadden voor dezen dag een rooster van werkzaamheden vastgesteld, waarbij we om de 20 minuten van plaats zouden verwisselen, zoodat elk telkens 20 minuten roeide, 20 minuten stuurde en weer 20 minuten roeide. Het was vóór de afvaart met algemeene stemmen goedgekeurd, maar toen ik constateerde, dat we 25 minuten geroeid hadden, en Klosje dus „al” 5 minuten te lang gestuurd had, ontdekte natuurlijk Klosje eensklaps een wiskundige fout in deze regeling. Hoe het precies zat, weet ik niet meer, maar als we langer dan zooveel uur en zooveel minuten vaandaag hadden geroeid, zou een van ons zooveel minuten langer dan de anderen geroeid hebben. Klosje zei, dat hij zijne berekening zuiver uit menschlievendheid tegenover ons had uitgevonden ; hij vond ’t denkbeeld ondragelijk, dat op deze manier hij tenslotte minder zou geroeid hebben dan wij, vooral waar wij nog niet

zulke geroutineerde roeiers waren als hij. Ik stelde voor, de ondragelijkheid voor Klosje wat te verlichten, door Klosje dan vandaag nog een extra-'roeibeurt van 20 minuten te geven. Klosje vond, dat ik door ! zulke naïeve voorstellen blijken gaf van niet wiskundig te kunnen denken ; er was maar een weg, om deze I wiskundige puzzle op te lossen, en die weg was deze, dat de eerste stuurman van dezen dag begon met nog eens een extra 20 minuten te sturen. Het speet Klosje, dat hem toevallig het lot had getroffen vandaag de eerste stuurman te zijn; hij had er zoo op gerekend vandaag I eens hink te kunnen roeien, maar een andere oplossing was nu eenmaal niet mogelijk. De wiskundige wetenschap was tenslotte onverbiddelijk. Het wetenschappelijk snuit, dat Klosje hierbij trok, zijn hinderlijkluie houding inden stuurstoel, het vooruitzicht de wherrie nog 20 minuten langer in allerlei vreemde zigzaglijnen over de rivier te zien schommelen, maakte ons razend. Dat nooit, zeiden we, dan maar gebroken met de wetenschap. Pipi, de man van de mooie wiskundige cijfers op het eindexamen, verlaagde zichzelf zoo, dat hij sprak van „lak aan wiskunde”. En er werd omgewisseld. Pipi kwam inden stuurstoel, Klosje werd slag en ik boeg. Niet dat dit omwisselen zoo eenvoudig ging, want toen Klosje halverwege onder mijn beenen doorgekropen was, bedacht hij zich, dat hij eigenlijk over mij heen had willen gaan, maar vond ’t toch ook zonde, om de reeds begonnen manoeuvre heelemaal uitte schakelen, zoodat hij er esn samengestelde beweging van maakte. Waarom de boot niet omsloeg, zal mij ten eeuwigen dage een raadsel blijven; zelfs een oorlogsschip zou onder Klosje’s bewegingen gekanteld zijn. Het eenige mogelijke is, dat godin Isala een tweetal brave en uitstekende lieden als Pipi ik terwille wenschte te zijn. (Wordt voortnezet] maar Komt de militaire groet vandaan? Volgens een artikel van dr. Hubert Jansen inde Vossische Zeitung stamt de militaire groet uit Turkije. Het was inde 18de eeuw gebruik bij de Turken voor een hooger geplaatste, en vooral voor een militaren meerdere, bij ontmoeting het rechteroog met

22