Nationaal Hoofdkwartier

De Raad van de Vereniging is thans aangevuld en als volgt samengesteld: Prof. Mr. P. J. Aalberse, Minister van Staat, lid van de Raad van State. F. de Boer, Dir. van de Stoomvaart-Mij „Nederland”. Mr. J. Dutihl, Agent van de Ned. Handel Mij te Rotterdam. Mr. E. M. van Kleffens, Minister zonder portefeuille. Pangeran Adipati Ario Koesoemo Joedo, Oud lid van de Raad van Ned. Indië. Luitenant-Generaal Mr. H. J. Kruis. L. Neher, Directeur-Generaal der Posterijen. A. Oosterlee, Dir.-Generaal van Vorming buiten Schoolverband van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Prof. Mr. J. Oranje, Prof. aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Vice-Admiraal b.d. J. F. Osten, Oud-Commandant van de Zeemacht in Ned. Indië. A. Plesman, Dir. van de K.L.M. Prof. Dr. J. Schmutzer, Prof. aan de Universiteit te Utrecht. Mr. A. J. van Soest, Directeur der Belastingen. Mr. Dr. R. H. de Vos van Steenwijk. Als adviserende leden hebben zitting inde Raad de wnd. H.C.: W. C. Roest van Limburg en de penningmeester: A. H. van Leeuwen. Bij de invoering van de Spelregels in 1927 werd de burgerlijke vereniging omgezet ineen corps onder hiërarchieke leiding. In plaats van het door de afdelingsbestuursleden en leiders gekozen Hoofdbestuur werd een centrale leiding ingesteld en in feite werd de toenmalige Voorzitter, Vice-Admiraal b.d. J. J. Rambonnet, belast met de leiding van de vereniging. Hij werd door de algemene vergadering uitge-

roepen tot Hoofdverkenner, hoofd van het padvinderscorps en hoogste scheidsrechter in het Spel van Verkennen. Hij zelf echter achtte het wenselijk, dat een instantie in het leven zou worden geroepen, waaraan hij verantwoording zou kunnen afleggen aangaande de bestuursgeste. In Engeland is de situatie zó, dat de vereniging is ingesteld bij besluit van de Kroon, een Royal Charter, zodat als het ware tegenover de Regering verantwoording kan worden afgelegd. Een dergeiijke figuur kent de Nederlandse wetgeving niet en daarom zocht de Hoofdverkenner naar een oplossing, welke geen afbreuk zou doen aan de idee van het hiërarchieke corps en toch zijn functie niet het karakter geven vaneen dictatuur. Decentrale leiding inde padvindersbeweging wordt gedragen door het vertrouwen van onderop en dus moest de mogelijkheid worden geschapen, om den Hoofdverkenner ontslag te geven, zodra zou blijken, dat hij niet langer het vertrouwen van de Beweging had. Er werden toen een aantal vooraanstaande Nederlanders aangezocht om de „Raad der Vereniging” te vormen. Deze Raad zou als het ware een vertegenwoordiging zijn van de Nederlandse burgerij en bij de samenstelling werd niet gezocht naar deskundigen op padvindersgebied doch naar representatieve personen, die uit hoofde van hun positie inde maatschappij, geacht konden worden in staat te zijn een oordeel te vellen over de bestuursgeste. Inde Statuten werd de functie van de Raad nader omschreven. Hij verkreeg het toezicht op het financiëel beheer en het jaarlijks rapport van den accountant hierover werd aan de

9