Plonleti van da S'totmvogali tljdeni da (tajaitinej

Jong, boordevol plannen, vol enthousiasme voor P.V., dat was onze leidster, Captain van Oyen-Poeleman; bij ons kort en krachtig Cap genoemd. Dooreen donkere, regenachtige avond in Maart 1943 sluipen veertien stille meisjes-silhouetten langs dein het duister glimmende straten van kamp Kareës, Bandoeng; allen met eenzelfde doel: dat kleine huisje inde Patoea-laan, met zorgvuldig dichtgetrokken gordijnen geen lichtje uitstralende. Stil.... opdat geen Nippon-wacht hen zal opmerken.... Voor het huisje houden ze hun passen in, om heimelijk met scherpe oogen de omgeving te verkennen op onraad.... Niets. Dan verdwijnen dein het donker gehulde figuren een voor een. .. . Dit is het begin van onze glorieuze Pioniersterstijd! 19 Maart 1943 werden in dat kleine, argeloos uitziende huisje, plannen gesmeed tot voortzetting vaneen krachtige Pionierderij, tegen alle verbod en straffen in. Het schilderij van de groote leider Baden Powell hing aan de wand, forsch staande met de armen over elkaar geslagen, glimlachend ons aansporend. En de kaars midden inden kring wierp spelend het licht op de ingespannen luisterende gezichten der meisjes. De wederopbouw van den stam, die zwaar gehavend uit de transporttijd was gekomen, was vrij gemakkelijk. Meisjesenthousiastelingen genoeg. Alleen.... de durf! Gaande moeders met het plan accoord?! Is het niet te gevaarlijk voor jonge meisjes in zoo'n tijd. Wat, bij eventueele ontdekking? Samenkomsten absoluut verboden. En de gedachten aan een logeerpartij op de Kempée (hoogste militaire strafinstantie bij de Nippon) deed je de haren ten berge rijzen. Besloten werd, om het woord Padvinderij nooit te gebruiken; bij eventueele ontdekking vaneen samenkomst was de smoes „verjaardag” verzonnen; in tijden van razzia's geen opkomst. Het overgebleven ledenaantal uit de Buitenzorgsche stam werd aangevuld tot 20. De meest enthousiaste jonge meisjes kregen een plaats, ik was een van de gelukkigen. Veel van P.V. gehoord hebbende, was ik er tot dusver nooit bij geweest. Dit was de kans. En ik kan alleen dit zeggen: wordt padvindster! tegen allen die het niet zijn. De stam Stormvogels met als devies; Geen overwinning zonder strijd, (hetgeen letterlijk en figuurlijk zeer wel paste* in deze tijd) was onderverdeeld in twee vluchten van 10 meisjes elk, met aan het hoofd van iedere afdeeling een zelfgekozen vluchtleidster: de Vuurvliegen en de Perkoetoets. De Vuurvlieg, symbolisch gezien als het kleine, dappere, dat steeds zijn lichtje uitzendt, in welke duisternis ook. De Perkoetoet, als symbool van gedwongen gevangenschap: de vaalbruine vogel, die in Indië heel vaak gezien wordt, bengelend ineen klein kooitje, hoog aan een bamboepaal! Als bewijs van ons lidmaatschap kreeg een ieder een bamboeblokje, met ons rondeteeken. Te dragen bij wijze van „uniform” op bijeenkomsten. Eens per week een opkomst, steeds bij een ander lid, dat dan voor die avond haar lieve familie naar elders stuurde, opdat we een veilige kamer tot onze beschikking kregen. Zooveel mogelijk hielden we ons op de Donderdag, hoewel die dag nog moeilijkheden opleverde, aangezien elk van ons ingeschakeld was inde verplichte kampdiensten: verpleging, onderwijs, gaarkeuken, kampadministratie, electriciteit, schoenmakerij, enz. Meestal was het stel compleet met glunderende gezichten om uit de sleur van het vrij eentonig kampbestaan weg te vlieden, en samen jong te zijn met het bruisende leven in ons. 20 meisjes uit de vier windstreken van Java samengestopt, gezeten ineen groote kring, iedereen op haar eigen kussen. Hoe een warme band te leggen tusschen deze los van elkaar staande jongemenschen? Aarzelend en toch geestelijk ons grijpend, bracht Cap haar idee naar voren: iedere volgende avond moesten twee adspirant-piomersters inde kring aan de anderen hun heele levensgeschiedenis vertellen, en haar ideeën over het leven zelf. Cap ging ons voor. Ze legde haar heele persoon voor ons open: blijdschap en verdriet. En we gingen dan ook naar huis met de gedachte: zoo wil ik ook zijn; zoo het leven begrijpen en doen voortgaan. Het was inderdaad een groote zelfoverwinning, om §aji wildvreemde meisjes je eigen

M. W, LOKHORST Padvinderij in Indië

~ik" bloot te leggen, met al je goede, maar ook met al je kwade eigenschappen. Door deze eisch van onze Cap is tot stand gekomen een zoo fijne band, die voort zal duren ons verdere leven. Avonden vaneen volkomen elkaar begrijpen en vertrouwen, voor velen een les, hoe je het wel en hoe je het niet moet doen. Behalve de stamopkomst hadden we ook eens per maand een aparte vluchtbijeenkomst, voor nauwer onderling contact; iedere vlucht bij haar leidster. Ons werk? Alle nadruk legde Cap op: zelf-opbouw, om ons af te kunnen leveren als sterke jonge krachten inde komende maatschappij, een maatschappij die zoo hopeloos in puin lag. Onze neutrale vertelavonden waren ten einde en, daar we tot dusver niet ontdekt geworden waren, vatten we meer móed en gingen echt padvinderen. Allereerst werden de grondbeginselen en de idealen van de P.V. besproken. De taak en de plichten vaneen pionierster in het bijzonder. Hooge eischen, toch bereikbaar voor hen, die „ernstig trachten”. Cap had uit Buitenzorg een eischenkaart voor de pionierster meegenomen. Deze hebben eenige van de meisjes in 20-voud nageteekend met illustraties. Op het voorblad de groote roode vlam. Een keurig verzorgde kaart. Velen hebben hem ongehavend door de kamptijd heengesleept (dit is zeer zeker een kunst geweest voor diegenen, die ook bij transporten visitatie op papier kregen. Geen flippertje was toegestaan, en wee je gebeente, als „men" iets vond). ledere eisch moest apart dooreen van de meisjes bloemrijk op papier uitgewerkt worden. En deze documenten werden door de secretaresse nétjes „beschermd”. Een ieder kon ten allen tijde deze eisch een paar dagen opvragen ter bestudeering. Op een afgesproken avond vond groote bespreking plaats, een fel debat met verrassende inzichten en nieuwe ontdekkingen: ssssstü denk aan de muren! De kaart hebben we bijna volledig afgewerkt: 1. Doel en organisatie; 2. Wet en Belofte; 3. Boomen, vruchtboomen, bloemen, vogels, oriëntatie; 4. eenvoudige pot koken; 5. Kleedingstuk vervaardigen; 6. Regels van het verkeer, postdienst, telefoon; 7. Gezondheidsleer, volksdansen; 8. Kampeeren (in theorie); 9. Zwemmen. Er ontbrak aan: Plaats van cultureele of historische beteekenis bespreken. Weekoverzicht vaneen krant. Op een opkomst werden niet alleen eischen behandeld en besproken, neen, er stond altijd wat meer op het goed voorbereide weekprogramma. (Besproken tusschen Cap en de twee vluchtleidsters). Onze handwerktaak: de zitlapü voor het groote kamp van na-den-oorlog: Cap's utopie. Tk krijg grijze haren, als ik aan dat stuk arbeid denk. Het was een rechthoekig stuk stroo linnen, dat we moesten borduren of beverven met van te voren bepaalde symbolen, de namen van alle stamleden er op geborduurd. ledere week een taak. Met trotsch bekijk ik deze trophee. De zitlap heeft heel wat van onze verstop-talenten geëischt; de namen en het klaverblad! Cap las ons aan het einde van iedere opkomst voor uit Ebba Pauli's Kluizenaar, of uit „God groet U" van Tony de Ridder. Naar aanleiding van deze rijke gedachten hebben we ook diepgaande gesprekken gevoerd. Kimspelen, intelligentie spelen, het kompas. O, als ze zei; „Potlood en papier! om je eens aan de tand te voelen!!!” Aardrijkskunde, geschiedenis, literatuur, politiek, schrijvers, dichters, godsdienst. Alle onderwerpen werden beurtelings onder de loupe genomen. We leerden veel, kregen een wijdere blik over het gebeuren rondom ons. Verder wijdden we ons aan voordracht, boekbespreking, kritiek! Kritiekavond! Kritiek op de leidster, de leden, het werk, uitgeoefend door ons allen op ons allen. Eens per maand. Dit ruimde oude fouten op, en bracht nieuwe plannen aan het licht. De gezelligste opkomst, deze ~kanker"-avond. We hadden een groote afwisseling van programma. Vanwege het ontbreken van goede muziek, hielden we af en toe een gramofoonavond, waarvoor de mooiste platen in het kamp werden geleend. Welk een genot! Na al het deprimeerende dagelijksche gebeuren. Onze leidster deed aan.... ballet. Met gevolg, dat wij niet alleen adspirant-pioniersters waren, maar ook danseressen in de dop, ook een aparte middag inde week. Thuis oefenen. Ik vraag me wel eens af, hoe we dit alles gepresteerd hebben, alles nadat je verplichte kampdienst afgeloopen was, en je vaak dood en doodmoe naar huis 'kwam. Maar het woord „P.V.-avond” deed de frissche moed in je terugstroomen en je toog dapper op weg door weer en wind. Onze stam genoot beslist bovennatuurlijke bescherming. Nooit betrapt ondanks onverwachte overvallen. Altijd precies ertusschen door geglipt. Onze Cap koos het zekere voor het onzekere. Bij gevaar werd de opkomst beëindigd of direct uitgesteld. Cap heeft alle niet-P.V.-sters geïnstalleerd tot waar-

6