Kort verslag van een Voorjaarsskitrekloclit door het Ortergehied van 4 tot en met 18 April IQS 5

Deelnemers ; Mej. B. Peltenburg, Mej. W. Rueb, de Heer A. C. Schiltman, Mevrouw M. C. Schiltman-de Vries, Mej. J. Smits, de Heer v. Zadelhoff, de Heer E. H. de Waal.

Plaats van samenkomst: Rifugio Nino Corsi (Zufallhütte) Val Martello.

4 April vertrokken 4 deelnemers vanuit Morter (nabij Coldrano) door het Val Martello per auto naar het thans gesloten Hotel Paradies, om te voet nog ca. 100 meter te stijgen naar de op 2264 meter gelegen Rif. Corsi. De bagage wordt vandaar per kabellift getransporteerd.

Na het middagmaal bleek de aangenomen gids reeds te zijn aangekomen en wij maakten daarvan dankbaar gebruik om wat los te komen en vanuit een wat hoger punt naar Hotel Paradies op ski’s af te dalen, de z.g. „Schokolade”-Abfahrt.

De volgende dag maakten wij bij tamelijk gunstig weder een tocht over de Fürkele Ferner naar de Fürkele Scharte, 3032 meter hoog, waarbij dus een stijging van ca. 800 meter moest worden overwonnen, gedeeltelijk over een steile verijsde helling. Op de pashoogte stond een sterke wind, zodat men er zich niet te lang kon ophouden. Ongelukkigerwijze ging een skistok van een van de deelenmers er vandoor en verdween in de diepte, naar onze mening op „Niemals Wiedersehen”. Onze brave Louis slaagde er nochtans in hem ergens weer op te diepen, het behoeft nauwelijks gezegd tot grote vreugde van de gedupeerde, want afdalen met één stok in steil gebied is niet overplezierig.

6 April ging het nog steeds met 4 deelnemers naar de Piz Madriccio (3262) een stijging dus van ± 1000 meter. Ook die dag was het nog zeer winderig boven, zodat wij tussen de rotsen kropen. In de diepte zagen wij 700 meter lager de Schaubach Hütte liggen, tegenwoordig Rifugio Cita de Milano.

Men had een prachtig gezicht op het drie-i tal Königsspitze, Monte Zebru en Ortler, de drie kopstukken van deze groep.

De dag daarop, wederom met 4 deelnemers, maakten wij bij prachtig weer een tocht naar de Eisseespitz (3243) over de Langer Ferner, ook een stijging van 1000 meter. Het was op de top volkomen windstil, een ongewoon verschijnsel. Om niet te veel te verbranden gingen wij met onze buik op de ski’s liggen, zodat nu ook eens „de verkeerde kant” een beurt kreeg! Het uitzicht was bij prachtig weer zeer veelomvattend.

Op 8 April werd met 7 deelnemers over de Zufallferner een tocht gemaakt naar Tre Canoni (3308) en vandaar over de Passo Cevedale naar de Casati hut. Het was mooi zonnig weer, echter met veel wind op de pashoogte. Na rust op de Rif. Casati (3269) werd in ideale sneeuw afgedaald over de Langer Ferner.

Helaas kwam juffrouw Smits op het steile verijsde gedeelte, de z.g. Steilabhang te vallen. Ofschoon dokter Schiltman gelukkig kon vaststellen, dat geen beenfractuur het gevolg was, werd zij toch door een verstuikte knie uitgeschakeld van het deelnemen aan verdere tochten en vertrok de volgende morgen tot onze grote spijt van de Rif. Corsi naar beneden om naar huis te gaan.

Het weer was ongunstig geworden, veel wind en lichte sneeuwval. Vijf deelnemers maakten een tocht door het tamelijk beschutte Butzental tot nabij de Butzenpas (3162). De afdaling viel mee, daar de sneeuw goed was.

In de middag daalde men nog te voet af naar de Fnzianhütte (2020) een „klein” uitstapje, dat de vorm van een onderneming kreeg, doordat, door de hoge temperatuur (Föhn) de sneeuw zo zacht was, dat men er tot aan de knieën in wegzonk, of ook verder, wat tot veel vrolijkheid aanleiding gaf.

Zondag 10 April was rustdag en verluierden wij grotendeels voor de hut. Het weer was niet buitengewoon aanlokkelijk ; vrij koud.

’s Maandags ging men in twee groepen van drie door het Val Madriccio over de