„uit eigen wijngaard” liet bij ons een goede herinnering achter.

Het vergeten „waardetasje” van Hans, waardoor tweemaal de Grand-Cornier beklommen moest worden. De Weisshorn, waar Bloembergen eerst bang voor was en later verliefd op werd, allemaal drama’s.

Hoe dan ook, een bergvaeantie in Zinal kan iets bijzonders zijn, bloemen kun je er plukken en langs een prachtige boshelling naar Grimentz wandelen, u kunt dan op een steen gaan zitten en eens rondkijken, wie raakt dan niet in verrukking bij het zien van de Rothorngraat?

U kunt zich herinneren gedrieën om 9 uur ’s avonds te lopen door de spaarzaam verlichte dorpsstraat van Zinal na afloop van de Weisshorn en daar als een openbaring drie schaduwen voor u te zien om daarin plotseling uw cordée, uw vreugde en u zelf te ontdekken.

Dan rijden we door Frankrijk naar huis, slaan als laatste nachtverblijf de tent op tussen Reims en Laon. Bij het vallen van de nacht kijken we naar de sterrenbeelden boven de bosrand en horen het angstaan-

jagend geschreeuw van een bosuiltje, een accent van ruimte en stilte in dit oude Franse land. Morgen zullen we nog even alles herbeleven en inderdaad, in de vroege ochtend naderen we Laon. Door de nevel ontwaren we zo nu en dan iets van één van Frankrijks oudste kathedralen. ledere kathedraal heeft zijn eigen karakter. Laon bezit iets van een indringende ernst en eenvoud.

Emile MMe schrijft: „La sublimité des grandes lignes vertieales agit d’abord sur I’ame. II est impossible d’entrer dans la grande nef saus se sentir purifié, l’église par sa seule beauté agit comme un sacrement, la encore nous retrouvons une image du monde”.

Juist na zo’n vacantie in het verticale spreekt dit alles sterk aan. 800 jaar geleden styleerde men de wereld in de vorm van een kathedraal. In deze hoogopgaande lijnen, in dit sublieme licht beleven we de bergen, de wereld zoals zij oorspronkelijk geweest moet zijn, getransformeerd in een gebouw. Na dit alles gaan we naar buiten en rijden, gehuld in de mist, verheugd en verrijkt terug naar het dagelijks leven.

Wilde Kaiser en Reichenspitzgruppe

A. J. KRONENBERG.

„Hingen jullie aan touwen en had je een gids vooruit dis de weg in het gesteente baande met zo’n pickel ?

Aldus luidde de verwelkoming in ons land van een dierbare tante. Hoe bereisd zij ook is, wat men in de bergen doet is kennelijk nog niet geheel tot haar doorgedrongen.

Neen, voor zover ik weet heeft niemand van ons aan het touw gehangen, de tochten die wij deze zomer hebben kunnen maken onder het toegewijde oog van onze tochtgenoot Opsomer gingen ook onze krachten niet te boven. Dit was voor velen van ons, die niet meer in de leeftijd zijn van begeerte naar waagstukken bijzonder prettig. Temeer omdat we aardige klautertochten

hebben gemaakt, welke gedeeltelijk zeer boeiend waren en spannende passages met zich brachten. Het klimprogramma kon slechts zeer ten dele worden uitgevoerd door de minder gunstige weersomstandigheden. Nog nooit heb ik de Wilde Kaiser zo slecht gezien als dit jaar nu ik erin geklommen heb. Toch kunnen we dankbaar zijn voor hetgeen mogelijk is geweest en we zullen bijzonder goede herinneringen bewaren aan deze zomertocht, mede dankzij het goed harmoniërende gezelschap, variërende in leeftijd van 15 tot 60 jaar.

In de Wilde Kaiser hebben we drie dagen vanuit ’t Stripsenjochhaus (1580 m) kunnen klimmen. Eerst werd door ons allen de Nordgrat Goinger Halt gedaan, bijwijze van