Britse opvattingen omtrent wat mag en wat niet mag bij het aanwenden van hulpmiddelen, maar het boekje is niettemin een all-ronnd handleiding geworden. Het geeft in tamelijk beknopt bestek een schat van wijsheid en bestrijkt alle activiteiten van de bergklimmer en skiloper. Een serie foto’s maakt het geheel nog leesbaarder, maar helaas zijn de schetstekeningen niet erg geslaagd te noemen. Ze zijn zo klein en onduidelijk dat ze weinig illustratief zijn. Maar overigens een ieder aan te bevelen werk.

M. W. J.

Hochgebirgsführer durch die Berner Alpen. Herausgegeben von der Sektion Bern S.A.C. Band V. Grindelwald – Meiringen – Grimsel – Münster.

Francke Verlag Bern, 1955.

Dit is de eerste herdruk van dit deel van de bekende hooggebergtegids door het Berner Oberland, waarvan de grondslagen door Dr. W. A. B. Goolidge en Dr. H. Dübi werden gelegd; voor de eerste maal verscheen dit deeltje in 1908. Een herdruk was dus zeker niet overbodig !

Een aanprijzing van deze gids is echter wel min of meer overbodig, want hij heeft in de praktijk bewezen voortreffelijk te zijn. Wat het onderhavige bandje betreft, de samensteller Dr. R. Wyss heeft een omvangrijk werk verricht, en het resultaat is deze fraaie, geheel bijgewerkte gids, met vele routeschetjes. Speciale aandacht werd aan de sikroutes besteed; zo ontstond een drievoudige indeling in routes : 1) alleen voor voetgangers, 2) voor voetgangers en skilopers, 3) alleen voor skilopers. De beschrijvingen werden zo kort mogelijk gehouden, hetgeen de duidelijkheid doorgaans ten goede komt.

M. W. J.

B. Baanen: Schijnwerpers op wintersporten. Mensen in de sneeuw en op glad ijs. N.V. Uitg. Mij. „Kosmos”, Amsterdam-Antwerpen. z.j. Prijs ƒ 3,50

Toen de schrijver verleden jaar in Gortina d’Ampezzo was, werd zijn aandacht ge-

trokken door een bordje „Cortina d’Ampezzo, Olympic Winter Games 1956”. Deze spelen zullen immers van 26 Januari tot 5 Februari voor de zevende keer gebonden worden, in aanwezigheid van duizenden toeschouwers. Voor degenen die iets meer willen weten van de verschillende sporttakken waarom het bij de Olympische Winterspelen gaat, maar ook voor hen die deze winter voor het eerst naar de bergen zullen gaan is dit boekje geschreven.

De schrijver maakt een onderscheid tussen „actieve” touristen die zelf aan wintersport willen doen, en „passieve” touristen die slechts als toeschouwers van de wintersport willen genieten. Onder de titel „kaleidoscoop der wintersporten” worden één voor één de wintersporten belicht die door actieve touristen beoefend worden (skilopen, bobben, skeleton, curling, kunstrijden, hardrijden, ijshockey); de spelregels worden in het kort vermeld, terwijl een beknopt historisch overzicht niet ontbreekt. In een volgend hoofdstuk „kijkspelen” worden dezelfde sporten nog eens behandeld, maar nu in zover ze als kijkspel een grote plaats innemen in de seizoenprogramma’s van de wintersportplaatsen. Hierbij wordt speciaal de aandacht gevestigd op bepaalde takken van de wedstrijdskisport, zoals skispringen, Abfahrtsrennen, slalom en Langlauf. Ook de verschillende vervoermiddelen in de sneeuw worden vrij uitvoerig vermeld. Uit deze drie hoofdstukken krijgt de lezer een goede indruk van hetgeen er in een wintersportplaats te doen en te zien is.

Verdere hoofdstukken behandelen de lichamelijke voorbereiding tot de wintersport (waarbij terecht gewezen wordt op de skigymnastiek- en droogskicursussen van de Ned. Ski Vereniging en de Ned. Reis Vereniging), de kleding en uitrusting, de keus van de wintersportplaats en de verzorging der sportattributen thuis. Deze hoofdstukken zijn tamelijk summier, zodat dit boekje mijns inziens van meer nut voorde „passieve” dan voor de „actieve” tourist is. Over de skitechniek wordt ongeveer niets gezegd, evenmin als over het alpiene skitourisme, dat ons als alpinisten vooral interesseert. Maar dat zal wel buiten het bestek van een dergelijk boekje vallen, dat