Een vakantie in het Zwitserse deel van de Mont-Blancgroep

Hoewel het oorspronkelijk de opzet was, dat een groep van ongeveer tien leden van de K.N.A.V. in het oostelijk Mont-Blanc* gebied zou gaan klimmen, bleek het aantal deelnemers uiteindelijk slechts zes te bedragen. De samenstelling van deze kleine groep was evenwel evenwichtig, n.l. drie ouderen; Ir. J. van Dorp, mej. A. Kan en steller dezes, en drie jongeren: Koos Samson, Rob Saai en Kobus van Lookeren Campagne, terwijl Franz Dangl, allen vertrouwd van Kaunergratcursussen en andere reizen, en zijn jongere collega Karl Jansenberger ons als gidsen zouden vergezellen.

Plaats van samenkomst was het plaatsje Praz de Fort (1153 m), gelegen in het Val Ferret, en van hier togen we op maandag 12 augustus naar de cab. de Saleina (2693 m). Het pad naar de hut is niet overal even goed gebaand, wat één der oorzaken zal zijn dat zij niet overmatig druk bezocht wordt. Ook schijnt de vele in augustus gevallen sneeuw de bergbeklimmers afgeschrikt te hebben, althans gedurende ons achtdaags verblijf in de hut hebben wij deze bijna geheel voor ons alleen gehad. De cab. de Saleina is bijzonder fraai gelegen. Naar het westen ziet men er de grootse Saleinagletscher omgeven door tal van machtige toppen als de Aig. d’Argentière, de Aig. du Ghardonnet, de Grande Fourehe en de Aig. Dorées; naar het noordoosten schouwt men over de vele dalen ver Zwitserland in, tot aan het Berner Oberland toe. Toen wij tegen het einde van de middag bij de hut aankwamen, was vooral het uitzicht naar de laatste zijde fantastisch mooi.

Aangezien het de bedoeling was de volgende dag de Grande Fourehe (3611 m) te bestijgen, een vrij lange tocht, zochten wij die avond vroeg ons „Matrazenlager” op. Helaas, het weer wilde niet meewerken. Dinsdagmorgen om half vier kwam de gardien met het bericht dat de hemel geheel bedekt was, en de regen die spoe-

dig daarop inzette, wist verder van geen ophouden. Er zat niet anders op dan binnen te blijven. De sfeer in de hut was echter genoegelijk en ik geloof niet dat iemand deze dag bijzonder lang is gevallen.

Woensdag was het weer gelukkig beter en toen wij om half vijf op weg gingen, lichtte een stralende maan ons bij. De touwen werden als volgt ingedeeld: Annetje Kan en ik met Franzl, Van Dorp en Rob met Jansie, terwijl Kobus en Koos het samen moesten redden. De weg voerde eerst enkele uren over de brede Saleinagletscher tot aan de zuidelijke flank van de Grande Fourehe. Daar aangekomen, werd besloten niet de gewone weg maar de w.z.w.-graat te volgen. De vele pas gevallen sneeuw maakte het vinden van een goede route echter niet eenvoudig, terwijl daarbij de kille rots het klimmen bemoeilijkte. Om half één bereikten wij de top, waar het erg woei en de langs ons heenjagende wolkenflarden ons weinig uitzicht lieten. Daarom werd spoedig daarna de terugtocht aanvaard. Deze werd bekort door eerst langs een ;vrij isteile sneeuwhelling af te dalen naar de Du Tourgletseher, waarna vervolgens via de Fenêtre du Tour weer de Saleinagletscher werd opgezocht. Om zes uur arriveerden we eindelijk in de hut, moe maar voldaan. Zegt de Guide Vallot van de Grande Fourehe „un peu monotone, mais de trés belles vues”, ons had het op deze tocht aan afwisseling niet ontbroken, terwijl ons daarentegen elk vergezicht was onthouden.

De volgende dag weigerde het weer opnieuw zijn medewerking. Een tocht was niet mogelijk en dus werd besloten dat vier onzer en Jansie naar Praz de Fort zouden gaan om onze niet al te rijkelijke leeftocht aan te vullen. De afdaling ging in een vlot tempo en de lunch, in hotel de Saleinaz opgediend, liet ieder zich goed smaken; evenwel de tocht naar boven met rugzakken, gevuld met macaroni, rijst, havermout, boter, conservenblikken en vele