Aanwinsten voor de bibliotKeek

Montagne retrouvée.

Gilbert Toulouse (Arthaud)

Dit boek maakt deel uit van een serie met o.m. „La conquête du K2” en „Etoiles et Tempètes” maar is van totaal andere aard. Het beschrijft geen verre expedities of hemelbestormende avonturen, maar houdt zich bij voorkeur op in stille, vergeten dalen, in verborgen dorpjes, waar vijf maanden per jaar de zon niet doordringt. Het zoekt niet naar de eenmalige prestatie der alpinisten temidden van de ongerepte, maar ook steriele schoonheid van het hooggebergte, maar naar de blijvende sporen van menselijke bewoning in de lager gelegen alpenzones, waar al eeuwenlang de bergbewoner zijn karig bestaan bijeenploetert.

Voor het moderne alpinisme heeft de schrijver weinig waardering: „La pensée alpiniste est une pensée motte: elle nest plus que muscles et action”.

Het bezwaar van dit boek is, dat het een ietwat verwarrende overdaad biedt. In een mengeling van legenden, folklore, poëtische evocaties en historische schetsen, wipt de schrijver zonder moeite heen en weer van de Saracenen naar Croz en Whymper, van Karei de Grote

naar smokkelaars anno 1860. Ook zijn beelden zijn soms wat exuberant: om de Grande Casse binnen vijf regels met de Lhotse en de Aconcagua vergeleken te zien is wel wat machtig.

De schrijver heeft echter een onmiskenbaar literair talent, dat aanmerkelijk groter is dan van de meeste alpiene schrijvers en in zijn beste momenten aan Ramuz herinnert, de Ramuz van „Derborence” of „Farinet”. Dat talent blijkt vooral uit de suggestieve schildering van die plaatsen en momenten, die meestal aan de pen der alpiene auteurs ontsnappen en die met hun tussentinten en subtiele nuances van atmosfeer hogere eisen aan de beschrijvingskunst stellen dan bv. de bijna mathematische zuiverheid van een Biancograat of Matterhorn: een dal, waarvan de omringende toppen in de wolken verborgen zijn en het gras druipt van de regen, de ochtendzon priemend door de lichte nevels van een bos e.d.

En ook de „hoogalpiene”-schrijver kan hier nog wel wat leren; een zin over de Vanoise als „la calme fierté de ses voiles est montée sur l’horizon et son escadre silencieux a envahi la solitude des jours” laat in beeldend vermogen menig verhaal achter zich.

W.

Excerpta Alpina

LA MONTAGNE, oktober 1957.

Vercors 1937. De landstreek Vercors, ten zuiden van Grenoble, biedt de rotsklimmer een prachtig speelterrein. In het bizonder de wanden van die merkwaardige tafelberg de Mt Aiguille en de ernaast gelegen Rochers du Parquet. De wanden zijn ca. 250-300 m hoog en in het algemeen zeer moeilijk.

Mon aventure himalayenne. De schrijver Guillemot gaat in 1955 alleen naar de Pensjaab in het gebied van Kulu en Lahul (West Himalaya). Vergezeld van de sherpa Nima Tensing beklimt hij enkele 6000-ers. Een noodbivak met temperaturen van 30° onder nul behoort bij deze reeks avonturen; zowel fysiek als psychisch een ongehoorde prestatie.

Bes Primevères en Montagne: een beschrijving van bergprimula’s soorten en vindplaatsen.

LA MONTAGNE, december 1957.

De la sincérité en littérature alpine. De zeer bekende, nu reeds bejaarde Engelse alpinist Young wekt ons allen op ons te bezinnen op het probleem van het goed weergeven van alpine belevenissen.

Nant Blanc, Yvette Buttin geeft een zeldzaam goed en bescheiden verslag van de beklimming van de N-wand van de Aig. Verte met haar echtgenote en Rigotti. Vlak onder de top bivakkeren zij.

Helicoptère et Montagne. De „Bell” helicopter vermag 300 kg te brengen op 2500 m; 200 kg op 3000 m en 150 kg op 3500 m. Om een ton gewicht te vervoeren per dag heeft men bij een normale huttenbouw 10 al 2 man nodig; een helicopter vervoert in dezelfde tijd ca. 16 ton. Het materiaal voor de nieuwe Cabane