Eiger is één groot couloir, dat nimmer vrij van steenslag en lawines is; het weer is zo onstabiel dat vele partijen op de tweede of derde dag een weersomslag meemaakten, welke de temperatuur zeer plotseling deed dalen en onweer en sneeuwval meebracht.

Bijzonder boeiend is het tweede deel van „The Eiger Myth”, waarin Gurtner de recente bestijgingsgeschiedenis van de Eiger verhaalt. In 1921 veroverde de Japanner Yuko Maki (die nog onlangs bekendheid verwierf als de leider van de Japanse expeditie, welke in 1956 de 8125 m hoge Manaslu in de Himalaya voor het eerst beklom) met drie van de beste Grindelwalder gidsen de Mittellegigraat, en hiermee scheen het Eigerprobleem afgesloten te zijn. Doch dit was inderdaad slechts schijn.

Want in hetzelfde jaar beklom de Zwitser Hans Lauper de Noordwand van de Mönch, met welke daad hij de periode van bestijgingen van de Noordwanden van het Berner Oberland inluidde. Nog steeds in hetzelfde jaar 1921 verkende hij voor het eerst de Noordwand van de Eiger, maar daarna duurde het volle tien jaren voor het Eiger Noordwandprobleem zou worden opgelost.

Want en vergeet nu niet, dat ik niet anders doe dan het artikel van Othmar Gurtner citeren toen in 1934 de eerste Duitse partij zich aan de Eiger Noordwand waagde en in 1935 Sedlmayer en Mehringer in hun vijfde bivaknacht aan de bevriezingsdood stierven, toen was het Eiger Noordwandprobleem reeds opgelost. Hoe nu?

Het antwoord is eenvoudig; het hangt er maar vanaf wat men onder de Eiger Noordwand verstaat. Men zal zich dan herinneren, dat de Noordkant van de Eiger begrensd wordt door de Mittelleggigraat in het oosten en de westgraat in het westen. Deze beide graten begrenzen de Eigerwand, welke in oppervlakte de grootste wand van de Alpen is. Vanaf de steile ijsvelden, welke de top naar het noorden schragen, daalt een ribbe of „spoor” naar het noorden af, op deze wijze de Eigerwand min of meer in twee delen verdelend; tussen de noord„spoor” en de westgraat heeft de erosie een sreil couloir uitgegraven, dat tegenwoordig de Eigerwand wordt genoemd en dat een onderdeel van de totale Eigerwand is. Het is deze wand, waarop zich de vele Eiger-tragedies hebben afgespeeld en welke als de eigenlijke Noordwand

wordt aangezien. Het is echter duidelijk, dat de gehele tussen Mittelleggi- en Westgraat gevatte wand de Noordwand vormt.

Het was deze wand welke Lauper sinds 1921 telkenjare opnieuw weer verkende. In 1922 beklom hij het Eigerjoch, teneinde de structuur van de berg te bestuderen. Twee jaren later vond hij met Pierre von Schumacher een nieuwe, veilige route door de Noordwand van de Jungfrau. Toen duurde het tot 1928 voor hij een nieuwe poging op de Eiger deed. In dat jaar traverseerde hij de berg over de graten. In 1929 ontmoette hij in Courmayeur Alfred Zürcher met zijn beroemde gidsen Joseph Knubel en Alexander Graven. En verder duurde het nog tot de herfst van 1931 voor Lauper zich gereed voelde voor de Eiger. In dat jaar bestudeerde hij voor de zoveelste keer de Noordwand vanaf de Mannlichen. Toen wist hij genoeg en had hij een veilige veilig van objectieve gevaren route gevonden.

Hij had inigezien dat de veilige weg door de Eiger Noordwand bepaald wordt door de noord„spoor”. De route traverseert de basis van deze „spoor” van rechts naar links en dk moet in de vroege ochtenduren gebeuren, als de nachtvorsr de steenslag vasthoudt. Dan is het mogelijk over de relatief weinig geëxponeerde treden van dekking tot dekking hoger te klimmen, tot men het nauwe couloir dat naar het rotsige front van de noord-„spoor” leidt kan oversteken. Verder houdt men steeds links van deze ribbe, tot het mogelijk wordt de machtige ijsterrassen van de Noordwand in lange traverses te bestijgen, tot de top is bereikt.

20 augustus 1932 was de grote dag. Om 1.50 uur startten Lauper en Zürcher met Knubel en Graven voor de tocht, welke geheel volgens het schema verliep. Met de regelmaat van een uurwerk werkten beide touwen zich naar boven en om kwart vóór vijf in de namiddag was de topgraat bereikt. Drie kwartier later stonden de vier klimmers op de top. In het laatste daglicht werd de afdaling volbracht en negentien uur na het verlaten van hun basis zetten zij zich aan hun avondmaaltijd. Na tien jaren van voorbereiding was de Noordwand van de Eiger overwonnen in een enkele dag van klimmen in de grote, klassieke stijl. Gurtner eindigt met Col. E. L. Struüt te citeren: „We must congratulate out members on a superb expedition, by far the most important of the 1932 season. We might add that it is a source of gratification to us