that the North face of the Eiger, the last important problem of the Berner Oberland, should have been solved by this unsurpassed all-Swiss party.”

Het zou tot 1945 duren eer deze route herhaald werd; het waren twee Zwitserse partijen, de een met twee Steuri’s, de ander met twee grote Zermatter gidsen.

Men moet Gurtner’s artikel lezen om het ten volle te kunnen waarderen. Het is bijtend van scherpte tegen wat hij de „derwishen van het nieuwe dogma” noemt. „We old ones, after waiting for a quarter of a century in vain for a rebirth of reason, cannot break the spell otherwise than by raising out voices against those who even took play from Man, in order to subjugate him with even greater certainty.”

Het is zeker niet mijn bedoeling de strekking van Gurtner’s artikel onderwerp van een nadere beschouwing te maken. Een ieder oordele voor zichzelf. Mij trof slechts de ruiterlijke wijze waarop hij te velde trekt tegen wat hij de verwording van het alpinisme acht. Het is een cri de coeur van de oude generatie, welke een ieder tot nadenken kan stemmen.

De aandacht van onze eigen jonge Nederlandse klimmers zou ik in het bijzonder willen vestigen op de grote bewondering, welke de schrijver heeft voor de wijze waarop een groot klimmer als Hans Lauper zich vóór zijn grote, nieuwe route’s voorbereidde. Inderdaad verraadt

deze voorbereiding een magistrale zelfbeheersing. Een periode van tien jaren wordt niet te lang geacht voor het probleem wordt aangepakt. Lauper kende de berg als weinig anderen en toch keerde hij telkens weer terug naar de Mannlichen om vandaar uit de Eigerwand onder alle omstandigheden gade te slaan. En toen hij zich tenslotte aan de tocht waagde kende hij iedere gevaarsplek en had hij het tijdschema tot in details in zijm hoofd.

Dit is niet alleen voor grote, nieuwe routes nodig. Het is ook uitermate nuttig voor elke gewone tocht, dat men de berg geobserveerd heeft onder verschillende belichtingen en op verschillende uren van de dag. Dan zal men op de dag zelf nauwkeurig weten waar men zijn route moet vinden, zonder angstvallig in de beschrijving te hoeven turen. Dan zal men terreinbeoordeling verwerven.

En dat is niet iets wat men in één jaar verkrijgt; de kennis van het terrein leert men eerst na jaren en jaren gaan in de bergen en dan nog maar gedeeltelijk. Vandaar dat wij laaglanders altijd achter blijven staan bij de bergbewoner, die zijn speurneus voor het terrein van nature heeft meegekregen.

Jonge klimmers, neemt U de tijd!

M. W. Jolles

In casu is de Engelse versie van Malcolm Barnes „The Mountain World 1958/59 ” gebruikt; Londen 1958; aanwezig in de bibliotheek van de KNAV.

Wederom: Verantwoordelijkheid

Andermaal hebben wij een tweetal onzer prominente jongeren aan de witte dood der alpinisten moeten afstaan. En twee anderen zijn daaraan ternauwernood ontsnapt.

Opvallend velen zijn in de laatste jaren en ook in deze zomer aan de bergsport ten offer gevallen.

Het spreekt vanzelf, dat wij daarover verontrust zijn. Het alpinisme krijgt de naam een zeer riskante sport te zijn, zijn beoefenaars dreigen in de publieke opinie is discrediet te komen.

Ten onrechte, want bij een verantwoorde beoefening ervan is het levensgevaar niet groter dan bij menige andere sport.

Het gidsloos klimmen waarderen wij als een normaal en algemeen aanvaard gebruik. In deze zin sprak het bestuur der KNAV zich duidelijk uit in de verklaring, welke werd afgelegd in de najaarsreünie op 25 oktober jl. en in de Berggids van november werd opgenomen. Deze verklaring liet ook overigens niets aan duidelijkheid te wensen over: zij sprak van