van de wand. Hier zien we Desmaison in zijn element: wegens gebrek aan materiaal klimt hij hier zonder laddertjes en laat een groot aantal haken ongemoeid. De arme Leopold wordt overspeeld door een stortvloed van voor ons gedeeltelijk onverstaanbare Franse woorden en uitdrukkingen uit de mond van Terray, wanneer hij diens aanwijzingen betreffende manipulaties met het touw niet correct en efficiënt uitvoert. Twee touwlengten over eenvoudiger terrein brengen ons, na een heftige woordenwisseling in het gidsloze cordée over beider alpinistische kwaliteiten, bij een dièdre, die door een overhang op halve hoogte onderbroken wordt; dit blijken twee zeer moeilijke touwlengten te zijn, onderbroken door een „Relais sur piton” zekerplaats, waar zich geen of minieme steunpunten voor de voeten bevinden, zodat laddertjes en een goed geslagen haak slechts uitkomst bieden. Bepaald ontmoedigend is het te zien hoe Desmaison mét pijp rustig en soepel de passages neemt, waar wij ons met inspanning van al onze krachten overheen werken. Nog een steile gladde plaat, die met behulp van vier haken beklommen wordt, scheidt ons van het punt, waar de wand minder steil wordt; dan gaat het via plauteaux en cheminées omhoog naar de top, waar we na zeven uur van ingespannen arbeid arriveren.

Het weer is weinig aanlokkelijk voor een lang verblijf; een egaal grijze wolkenlucht en een motregentje doen ons snel afdalen langs de normale route, die uiterst eenvoudig is; eenmaal op de glacier des Nantillons beland galopperen we naar de hut waar Wittich ons een door thee en andere lekkernijen aangename thuiskomst voorbereidt.

Chr. P. Korthals Altes

De „Voie Grütter” van de Aiguille des Pélérins

Deze tocht verliep wel geheel anders dan we ons hadden voorgesteld. Dat we meenden een korte en snelle beklimming voor de boeg te hebben en daarvoor een langdurige en zeer gecompliceerde klim in de plaats kregen, komt

wel vaker voor in de bergen. Nee, wat voor ons deze tocht niet onverdeeld plezierig maakte, was de uiterst slechte toestand van de rots. Pas bij terugkomst in het dal lazen wij, in het plaatselijke krantje, dat een enorme steenstorting het grootste deel van de graat had weggevaagd en dat het verdere seizoen een beklimming niet aan te bevelen was.

Nu is het zo, dat men in het Mont-Blanc-gebied wel zeer verwend wordt door het klimmen in het over het algemeen superbe graniet en dat men teleurgesteld is als men te maken krijgt met een gesteente, zoals maar al te veel in het Berner Oberland voorkomt. Hierdoor waren wij genoodzaakt met de grootste voorzichtigheid te klimmen, hetgeen, ook omdat wij met een tamelijk grote groep waren, zeer veel tijd in beslag nam. Verder moest Terray een geheel nieuwe weg zoeken over de totaal veranderde graat en nogal wat haken slaan, zodat wij in het totaal twaalf uur onder weg waren. Tweemaal zo lang als onder normale omstandigheden nodig is.

De tocht zelf ving aan zes uur ’s ochtends, toen Desmaison ons in het tentenkamp kwam wekken. Dit was nodig om ons het eerste liftje naar de Plan des Aiguilles het tussenstation van de Aiguille du Midi baan te doen halen. Hier begint de aanlooproute, die pas halverwege de graat eindigt; dit omdat de onderste helft van de graat niet erg interessant is.

Onderweg staken we het brede couloir over, dat tussen de Aiguilles Pélérins en Peigne gelegen is en waardoor de normale route op de Peigne loopt. We werden hier verrast door een welhaast continue cannonade van stenen, terwijl op de gletsjer reeds enorme steenblokken lagen. Nog waren wij onbekend met hetgeen kennelijk enkele dagen eerder gebeurd was. Onderlangs sprintend 'bereikten wij veilig de overkant van het couloir, waar de tocht rustig verder verliep, snel hoogte winnend op de gletsjer rechts van de bewuste graat. Tenslotte verlaat men het ijs, om nog honderd meter schuin omhoog klimmend halverwege op de graat uit te komen: het begin van de voie Grikter.

Terray, die deze tocht reeds meerdere malen had gedaan, herkende reeds vanaf de eerste meters graat niets meer terug. Vol verbazing keken wij toe hoe hij voor de eerste twintig meter ruim een half uur nodig had en daarbij uiterst voorzichtig klom en drie haken sloeg. Tenslotte vond