de zongeblakerde stad; in de verte sneeuw op den Balfrinhorn! Overal berggeluiden: de koeienklokken, daar waar de fontein spuit, de rinkelende bellen van den postwagen, van de muildieren, het knallen van een zweep en als begeleiding, eentonig, zacht, het ruischen van den gletscherstroom. Het souper in de eetzaal van het Hotel de la Poste, met de roode gordijnen, de vergulde spiegels en vazen vol veldbloemen; boven de houten kamertjes, die in elkaar uitloopen, verbonden door grappige trapjes en gangetjes, waar men zich uitkleedt en dolle pret maakt, omdat het vacantie is en omdat men in de bergen gaat, totdat de stem der secondante aan de deur wordt gehoord.

Den volgenden morgen de korte reis naar Stalden aan den oever van de bruisende Viège; Stalden, het stille, zonnige station waar de oleanders bloeien, uitziende op het Saast-dal en de glinsterende rails naar Zermatt, dat door de aankomst van een trein in plotselinge opschudding geraakt, overrompeld door een luidruchtigen, dringenden toeristenzwerm, een men-, geling van rugzakken en bergstokken, Tyroler hoedjes en kleurige sluiers, om dadelijk daarop terug te keeren tot dommelige, zonnige rust.

Dan s middags, stijgende over het stoffige muildierpad, het groene dal in. Het loopen valt moeilijk in de zonnehitte en als voorbij Eisten, om de bedrieglijke bocht heen, de witte muren van Huleggen blinken, worden ze met vreugde begroet. Daar wacht de thee al buiten onder het houten afdakje: het zure Walliser brood, kwistig belegd met honing en confituren.

Met nieuwen moed gaat men verder, steekt den stroom over, passeert Balen en allengs wijken de bergen aan weerskanten terzijde. De gletscherbeek, die in den aanvang zich met moeite een weg baande door de nauwe gleuf, die diep onder ons bruiste, en schuimend en dartelend zich in woeste vaart tegen de rotsen aanslingerde,.ijlt thans ru&teloos v'oort in-een breede bedding tusschen groene Alpenweiden. De schaduwen worden steeds langer; aan beide zijden komen de watervallen neerruischen, als lange, smalle strepen, bleek tegen de donkere berghellingen. .Dicht bij de toppen ligt hier en daar een plek sneeuw en daarachter, wij weten het, al kunnen wij hen