naar links had getraverseerd, had ik verzuimd, mij te^overtuigen of het touw wel vrij hing en nergens was vastgeraakt; een goede les, die ik voor mijn latere toeren ter harte heb genomen. Spoedig waren wij alle vier bijeen; doch wachtten nog even om de Zwitsers te helpen, wier gids slechts een kort touw bij zich had en blijkbaar niet op deze ~Stelle” had gerekend. Zij waren blijde, nu van ons touw mede te mogen profiteeren.

Nu kwam nog een richel, die met een dun laagje ijs was bedekt en waar men onder een overhangende rots overheen moest kruipen: toen was spoedig de top van den Egginerhorn (3377 bereikt. De terugtocht ging langs en gedeeltelijk over den Féegletscher en was zonder eenige moeilijkheid; vrij laat, tegen het vallen van den avond, kw'amen wij in het hotel terug.

De tocht over den Egginergrat is een der weinige, die uitsluitend aangename herinneringen hebben nagelaten; van het begin tot het eind interessant, nergens vervelend of eentonig (behalve wellicht een stu,k moraine op den terugweg, dicht bij Saas-Fee), steeds afwisselend en hier en daar moeilijk genoeg, om echt alpinekarakter te behouden, terwijl bij eenige voorzichtigheid, gevaar geheel is buitengesloten. Er zijn zeker in Saas-Fee veel grootscher en moeilijker bergtoeren te doen; toch zal ook hij, die reeds veel gedaan heeft, zich niet beklagen, als hij eens een dag aan den Egginergrat wijdt en wij kunnen dien tocht dan ook iedereen, die over wat uithoudingsvermogen beschikt, ten zeerste aanbevelen. Flet uitzicht is, zooals bij de betrekkelijke laagte van de beide toppen en de verbindingsgraat van zelf spreekt, vrij beperkt; maar indrukwekkend en grootsch zijn de Mischabelhörner, de Weissmiessgroep en de Bietschhorn.