waren niet vroeg en gingen bij de allereerste schemering om half vijf op weg, het bergje af en over den gletscher in de richting van den Col du Grand Cornier, 2) den overgang over den rotskam, die den Grand Cornier met den Dent Blanche verbindt en op de afbeelding op blz. 151 duidelijk is te zien.

De gletscher was vrij van sneeuw en wij stapten over het blanke ijs. Op een reeks tochten had ik steeds mijn stijgijzers meegesjouwd, doch ze nooit noodig gehad. Op raad v'an Theytaz had ik ze niet meegenomen en natuurlijk had ik ze nu broodnoodig. Want al spoedig bleek mij, dat ik een deel van mijn schoennagels was kwijtgeraakt, zoodat ik op het hellende gletscherijs vrij onbeholpen gleed en glibberde. Toen ik ter verontschuldiging tot Theytaz zeide dat er zooveel nagels uit mijn schoenzolen waren, zei hij, dat hij dat den vorigen avond al had opgemerkt. „Dat had je dan wel eens kunnen zeggen,’" dacht ik en glibberde verder.

Nadat wij een eindweegs den gletscher in de richting van, den Col hadden gevolgd, sloegen wij rechts af, ten einde den steilen „Firnhang’’ te beklimmen, waarlangs wij op de oostgraat van den berg moesten komen. Vriend Visser begon er toen groen uit te zien. Eerst dacht ik aan den weerschijn van het in de morgenschemering groenkleurige ijs, maar toen de zon met gouden stralen alles kleurde en er niettemin geen kleur kwam op het gelaat van mijn reisgenoot, toen begree<p ik, dat hij weer last kreeg van een ongesteldheid, die zich dat jaar regel matig bij hem vertoonde, maar die hem het mag als een merkwaardigheid worden vermeld nimmer heeft verhinderd den hoogsten top te bereiken.

Theytaz stond stil. Bergziekte, meende hij. Zeeziekte, opperde ik. Visser gaf een derde diagnose en voegde er aan toe: „Das niks, even wat eten en dan naar boven!”

Kort daarop ging het langzaam tegen de ijshelling op. Theytaz voorop, treden hakkende in de hard bevroren sneeuw, dan ik. Visser achteraan. ~De deugd in het midden” geldt in de bergen niet; de meest deugenden gaan daar voor en achter.

Na de sneeuwhelling volgde wat rotsklauteren en toen kwamen

-) Of Col de la Dent Blanche, zooals de Siegfried atlas hem noemt