via den Ewigschneehorn (3331 M.) die zonder .moeite te bestijgen is en van waar zich het uitzicht op de geweldige Schreckhorn-Lauteraarketen opent en over den Unteraargletscher naar den Grimsel. (Desgewenscht kan men ook in het Pavillon Dollfus overnachten, waardoor men den volgenden dag + I uur uitspaart). Den 3en dag, na,ar de prachtig gelegen Oberaarjochhütte. Den 4en dag via Gemslücke (afdaling vrij steil) naar de Concordia-Platz en via den Gr. Aletschgletscher naar Eggishorn of verder naar Fiesch in het Rhónetal. Wil men echter ook nog het Westelijk gedeelte het Aletschhorngebied bezoeken, dan kan men in de Concordiahütte overnachten en den sen dag over het Lötschenlücke in het Lötschental afdalen.

Het Blümlisalp-Mutthom-gebied doorkruist men het best, door vanuit Lauterbrunnen via de Mutthornhütte naar het Lötschental, of door het Gasterntal naar Kandersteg te gaan.

Bevolking.

Het zal den bezoeker van het Oberland opvallen, dat hij over het algemeen met een zeer welgestelde bevolking heeft te doen. Armoedige hutten, zooals die in Dauphiné worden aangetroffen, vindt men er niet. Bijna overal staan .vriendelijke, keurig onderhouden huisjes tegen de berghellingen en men kan het den bewoners aanzien, dat ze een zekere mate van welvaart genieten. Het is te begrijpen, dat de vreemdelingenindustrie tot deze welvaart ten zeerste heeft bijgedragen en de geschiedenis toont dan ook aan, dat in vroeger jaren de bevolking slechts met moeite in haar onderhoud heeft kimnen voorzien, als gevolg van de ongunstige bestaansvoorwaarden. Het kleinste gedeelte toch van dit bergland, was kultuuTgebied, terwijl het ovörgroote deel werd gevormd door de Hoog-Alpen, die eerst later een onberekenhaar kapitaal bleken te vertegenwoordigen, een kapitaal dat rijke rente zou afwerpen.

Tot de helft der 19e eeuw moest de bevolking bijna uitsluitend van den landbouw bestaan. Armoede heerschte er wel is waar niet, doch de bewoners konden slechts met moeite in hun allernoodzakelijkste levensbehoeften voorzien. Zoo vertelt