„Dat is te zeggen”, zei Knottenbelt, terwijl hij een doosje met allerlei (nuttige) snuisterijen zorgvuldig verpakte, „dat is te zeggen, als we havermout te eten en' niet te drinken krijgen.” Hij zei het heelemaal niet op humoristischen toon, veeleer trok hij een gezicht, alsof hij zoo juist een schoen had vervaardigd; en nu wilde zeggen: „Wien deze schoen past, trekt hem aan!” En ik was er helaas mooi mee, want laat ik maar eerlijk bekennen, dat ik het wat kookkunst betreft bij hem had verbruid. Ik had hem n.l. wonderen verteld van het genot om ’s nachts voor het vertrek havermout te eten, zooals Finch en ik dat destijds geregeld in de Couvercle-hut deden. En toen Knottenbelt en ik nu naar de Rottal-hut gingen, was er ook zoo’n pak havermout meegenomen, maar Lenihans had gezegd:

„Das hat der Hans noch niemals gekocht!” en zoodoende zou ik wel eens mijn kunsten vertonnen. Juist had ik het pak geopend, toen ik tot de conclusie kwam, dat ik niet goed meer wist hoe het gekookt moest worden. Alleen herinnerde ik mij: roeren, roeren, 20 minuten roeren. Maar hoevéél moest ik nemen? D.aar schoot het mij plotseling te binnen; Zooveel schepjes als er menschen zijn benevens één schepje voor de pan. Hans, Knottenbelt en ik, dat waren er drie. Ik schepte dus vier theelepels; dat hoopje deed ik in een pan vol water, zette het op het vuur tot het kookte en toen roerde ik, eerst met de linkerhand, dan met de rechter, daarna wéér met de linker, tien minuten verstreken. Knottenbelt nam ongeduldig den lepel van tnij af; roerde dat'het water over den rand spatte en keek ongeloovig. „Roeren maar”, zei ik, „na 20 minuten is de pap zoo dik dat de lepel er in blijft staan”. Hij roerde ;... ik keek op imjh horloge... het werd me benauwd om het hart... de 20 minuten waren verstreken!... In eens een lichtstraal. „Knottenbelt”, riep ik, „ik heb me vergist; die drie lepeltjes en die ééne voor de pan, dat is niet het havermout-, maar het thee-recept” ...

Wij dronken dien morgen in de Rottalhütte een grauw gekleurd vocht, waarin hier en daar een korreltje dreef, haastig op want door al dat roeren was het laat geworden. In Knottenbelt’s dagboek dat ik in handen kreeg, las ik; „Flip