Geen weifelen, maar zeker en gewoon, of het een ritje over de Veluwe is.

Dan zijn we er! Onze voorgangers begroeten ons: ~Hoe was het weer?” ~Veel sneeuw, maar weinig zon.”

Geluncht en dan naar je kamer en sportkleding opgezocht. De skipet op het hoofd geplant en het plaatsje in voor een skitourenkaart.

't Is koud, de wolken hangen laag en het begint te sneeuwen.

’s Avonds voor het naar bed gaan staan we even in de erker.

Als een opera-decor ligt het dorpje daar. Het licht uit de kleine ramen verspreidt een haast plaatjesachtige schijn over de witte daken en straatjes. De hemel is volkomen opgeklaard en de sterren schitteren met grote helderheid.

Zondag „zon”dag.

Om 7 uur zie je met slaperige ogen: ~Nebel”, maar wanneer we tegen half tien naar buiten gaan dan geloven we allemaal in de tekstmakers en fotografen van de zonnige affiches. Het lijkt een wereld, waarin alleen vreugde en gezondheid zijn en waar voor armoede, ziekte en moeilijkheden geen plaats is.

De zondoorschenen tintelende berglucht verfrist je, een tuimeling in de sneeuw is als een duik in een schuimende golf.

Skileraar Albert. als directeur van ’t circus ~Idiotenhügel’', in het midden van de piste. In een grote kring schuiven we rond hem. Ronde na ronde. Spitzkehren, vallen en opstaan. Aansluiten!

Pet en en mutsen gaan af, anoraks en truien uit. De zon brandt op je huid.

Ja, zo kan het zijn in Adelboden. 8.0.

Een week later.

Er luidt een kerkklok. Het is 's morgens 8 uur. De zon verlicht de besneeuwde kammen van Wildstrubel en Steghorn, de bergen, die het dal afsluiten. De andere toppen zijn nog in de schaduw, alleen deze twee drieduizenders kunnen het licht van de nieuwe dag opvangen, de sneeuw verzadigt zich er aan en het is of de witte wanden in een rode brandgloed raken.

Wanneer we een uur later naar het station van de Sesselbahn Schwandfehlspitz lopen, is het dal bedekt met laaghangende wolken.

Waarom naar boven? Het zal daar nog wel veel killer zijn

Skies in de ~paraplubak , stokken aan het haakje, deken zorgzaam om je benen gewikkeld, veiligheidssluiting dicht en je zweeft het gebouwtje uit, de mist in.

Maar er is een hoogteverschil van een 650 meter en na drie kwart van die afstand zit je niet meer in, maar bóven de bewolking onder het strakke blauw. Het is zeer helder. In een grote kring drijven de wolkenzeeën in de dalen. De toppen steken als ijsbergen uit de mistgolven, haast onwezenlijk. Eiger, Mönch, Jungfrau en tientallen andere, koesteren zich in het morgenlicht.

Het terrasje is een zonnebad: het drankje warm en goed. De rook van de cigaretten kronkelt zachtjes omhoog en we zijn tevreden, maar nebelfrei is Adelboden niet!

G. STEINBACH