Die Zaterdagavond en Zondagmorgen kwam in Saas-Fee, dat gletscherdorp bij uitnemendheid diep in een smal zijdal van het Rhónedal, een gezelschap van enthousiaste en doorgewinterde skilopers bijeen. Aan de uitrusting reeds kon men in hen allen de ervaren Tourenfahrer herkennen, vol ongeduld, om na de lange en weloverwogen voorbereiding, eindelijk op weg te gaan.

In ruim vier uur gaat het van Saas-Fee omhoog, over het Egginerjoch naar de Brittaniahütte. Op 3029 m hoogte, temidden der gletschers, is deze fraaie hut in het voorjaar een dorado voor de hoogalpine skiloper. Het wijde bekken van de Feegletscher en de Kessjengletscher aan de ene kant en van de Hohlaubgletseher en Allalingletscher aan de andere kant vormt een prachtig skigebied. Duidelijk valt het verschil op met de Oostalpen; de Westalpen zijn massiever, majestueuzer immers ook een 1000 meter hoger —, doch ook gevaarlijker. Hoewel de sneeuwbruggen in deze tijd van het jaar meestal nog zeer stevig zijn, wordt de volgende morgen voorzichtigheidshalve „angeseilt”, wanneer wij op mars gaan. De Adlerpas, een vergletscherde overgang op 3802 m, (enkele meters lager dan de Cross Glockner), die van Saas-Fee o.a. naar Zermatt leidt, is ons eerste doel. Als „wachters” van de Adlerpas verrijzen links de Strahlhorn en rechts de Rimpfischhorn, beide vierduizenders.

Op de pashoogte worden wij ontvangen door een snijdende wind. De rugzakken worden gedeponeerd en snel de stijgijzers aangetrokken om „en passant” nog even de Strahlhorn te beklimmen. De zich 400 m boven de Adlerpas verheffende top met zijn verijsde hellingen bezorgt ons een flinke inspanning, temeer daar het onze eerste zwaardere opgave is op deze tocht. De door onze piekels losgeslagen ijsspaanders ritselen onafgebroken omlaag.

Het is nu wel niet onze eerste vierduizender doch het is altijd opnieuw een grootse en zeldzame belevenis op meer dan 4000 m boven de zeespiegel te staan. Zilverwitte sneeuwvanen worden door de wind ver in de blauwe hemel gejaagd. Onze tochtgenoten zijn nauwelijks te herkennnen, vermomd als zij zijn door hun donkere gletscherbrillen, hun dik met crème ingesmeerde lippen en neusvleugels en hun ver over het hoofd getrokken eapuchons. Boven Italië de Strahlhorn ligt hemelsbreed slechts 2 kilometer van de Italiaanse grens bevindt zich één groot wolkendek. Niets is te zien van de laagvlakte van Lombardije, noch van de Noorditaliaanse meren, slechts de witte top van de Gran Paradiso is te zien.

Tegenover ons, door de Findelengletscher en de Görnergletscher van ons gescheiden, bevindt zich de Oostwand van het geweldige Monte Rosa massief.

Brittania-Hütte met Kleiner Allalinhorn

foto Dr C. D. Binkhorst