pingen en men kan zonder twijfel vaststellen, dat breede lagen van de bevolking heden ten dage een warme belangstelling toonen voor de uitingen op alle gebieden van de kunst.

Een aantal Nederlandsche kunstenaars waren mede naar Keulen, anderen naar Hagen, weer anderen naar Osnabrück uitgenoodigd en het ligt in de bedoeling, ook voor de nog komende tentoonstellingen te Oldenburg, Bremen, Rostock, enz. weer andere artisten mede te brengen, om zoodoende geleidelijk een belangrijk aantal Nederlanders gelegenheid te geven, zich een eigen oordeel over de toestanden in Duitschland op hun gebied te vormen.

Van de zijde van het publiek bestaat er voor de Nederlandsche tentoonstellingen groote belangstelling. Vele der uitgestalde werken werden reeds verkocht en er bestaat geen twijfel, dat ook verder goede producten een vlotten afzet in Duitschland zullen vinden. De Nederlandsche kunstenaars zullen zoodoende zeker de voordeelen gaan beseffen, welke een kunstzinnig Duitsch buurvolk biedt, niet het minst als afzetterrein, dat doorloopend door middel van goed voorbereide Nederlandsche kunsttentoonstellingen contact kan houden met de kunstwereld alhier.

De opening der tentoonstelling te Osnabrück in het laat-zeventiende eeuwsch aartsbisschoppelijk paleis aldaar, was zonder twijfel een succes. Zooals voordien

te Keulen en Hagen, vond de opening in het kader van een plechtigheid plaats, bij welke van Nederlandsche en Duitsche oificieele zijde de innige kultureele verbondenheid der beide volkeren werd onderstreept. Door Nederlandsche kunstenaars werden Nederlandsche liederen op voortreffelijke wijze ten gehoore gebracht en een talrijk publiek verspreidde zich na afloop over de tentoonstellingszalen, in welke met medewerking van ambtenaren van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten de schilderijen en beeldhouwwerken op deskundige wijze en met groote toewijding waren aangebracht.

Omtrent de hartelijke, gastvrije ontvangst der Nederlandsche kunstenaars en journalisten, die uit Nederland gekomen waren, hebben de dagbladen uitvoerig bericht.

Men moet er zich rekenschap van geven, dat zeker niet in het minst in de Nederlandsche kunstenaarswereld sterke vooroordeelen ten aanzien van een nauwe samenwerking met Duitschland in het huidige tijdsbestek bestaan. Dat is nu eenmaal zoo. Het doel en streven der Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap is juist, deze vooroordeelen te helpen slechten, door een voortdurend wederzijdsch contact te bestendigen.

De tentoonstellingen in Duitschland zullen hiertoe in belangrijke mate bijdragen.

Der Bevölkerungshaushalt der Erde

VON COLIN ROSS

Der entscheidende Punkt bei allen weltpolitischen Ueberlegungen, ganz einerlei, von welchem Standpunkt aussie gemacht werden, vom deutschen, französischen, italienischen oder hollandischen, vom europaischen oder aussereuropaischen, und van allen Faktoren, die unser Weltdenken bestimmen, die unser Weltbild formen, ist der entscheidende, dass unsere Epoche bei allen politischen, wirtschaftlichen oder ideologischen Ueberlegungen und Entschlüssen erstmalig mit der Erde in ihrer Gesamtheit rechnen muss. Erst für uns ist unser Planet endlich geworden, in allen seinen Teilen restlos zuganglich und erschlossen.

Erst in unserer Zeit treten alle seine Kontinente in Beziehung zueinander. Erst uns kann es nicht mehr gleichgültig lassen, was in einem andern Erdteil auf irgend einer Insel des Weltmeeres geschieht. Keine Insel ist mehr zu abgelegen, kein Land hinter Wüsten und Eisbergen zu abgeschlossen, als dass die Vorgange in ihm nicht auf uns einwirkten, genau wie umgekehrt.

Seit ein bis zwei Generationen sprach man von Weltpolitik, Welthandel und Weltverkehr, aber elite damit den realen Möglichkeiten weit voraus. Weltpolitik? Die bedeutete bis zur Jahrhundertwende lediglich das Konzert der europaischen Grossmachte. Noch ein Bismarck koimte sagen, der ganze Balkan sei ihm nicht die Knochen eines einzigen pommerschen Grenadiers wert. Und dabei war der Bismarck des Berliner Kongresses unumstritten der führende Staatsmann Europas und

damit der Welt. Weder die USA noch gar Japan zahlten damals als Grosstaaten, geschweige derm als Weltmachte.

Und Welthandel? Weltverkehr? Gewiss, die wirtschaftliche Freizügigkeit war damals zur Hochblüte des LiberaUsmus grösser als heute, aber die Wege des Handels und Verkehrs waren doch noch recht beschrankt. Weder Innerasien noch Innerafrika waren ihm erschlossen. Und auch auf dem freien Meer hörte über einer bestimmten nördlichen oder südlichen Breite jeder Verkehr auf. Weder die Nordwestpassage noch die nordöstliche Durchfahrt um Nordasien herum waren erschlossen.

Die Erde war zwar seit Jahrhunderten als Kugel erkannt, aber für die praktische Wirklichkeit existierte die Kugelgestalt nicht. Aller sogenannte Weltverkehr beschrankte sich auf die öst-westliche, beziehungsweise west-östlicht Fahrt parallel zum Aequator.

Für den praktischen Gebrauch war die Erde keine Kugel, sondern ein Cylinder, wie ja auch die berühmte Mercatorsche Projektion nichts anderes ist als eine abgerollte Cylinderflache. An sich lasst sich eine grössere Verzerrung der wirklichen Grössenverhaltnisse kaum vorstellen. Auf der Mercatorschen Weltkarte sind ihre oberen und unteren Begrenzungslinien ebenso lang wie der Aequator, wahrend sie in Wirklichkeit gewissermassen nicht verhanden, zum mindesten verglichen mit dem Auquator unendlich klein sind.

Trotzdem war die Mercatorprojektion bis in unsere