Het seizoen 1942-1943 van het Concertgebouw

Een onderhoud met Dr. Rudolf Mengelberg / DOOR C. w. J. M. VAN BERKEL

ROOTE aanplakbiljetten aan zuilen en voor etalage-miten vertellen Amsterdammer en bezoekenden vreemdeling, dat in het Concertgebouw de drie B's dit jaar koning zijn : Seizoen 1942—1943, alle symphonieën van Beethoven, Brahms, Bruckner, staat er met zekeren trots, en alsof deze opwekking nog niet voldoende ware notabene midden in een wereldoorlog, in een streek die wel eens en de feiten zijn er om het te bewijzen de eerste oorlogszone wordt genoemd staat er onder met vette letters: Schubertcyclus.

„Met opzet hebben wij dit programma gekozen", verihaalde ons Dr. Rudolf Mengelberg, artistiek leider van het Concertgebouw in Amsterdam, „omdat wij weten, dat het publiek, in dezen tijd vooral bezinning zoekt. De tijden zijn zwaar; voor zóóvelen is dit tijdsgebeuren een beproeving, vaste waarden zijn geen waarden meer, wat vastgeroest scheen, is alleen maar verroest gebleken en wankel, tradities zijn zonder meer afgeknapt dat is nu eenmaal de revolutie —; wij hebben gemeend den menschen in deze drie Gxooten iets onvergankelijks te geven, een houvast, iets, wat altijd zijn waarde zal houden, wat er ook gebeurt; een werkelijke schoonheid: Beethoven, Brahms, Bruckner.

Beethoven, de reus het blijkt ons steeds weer, dat de mensohen van hem niet genoeg krijgen alle alle symphonieën dit jaar, twee of meer piano-concerten en natuurlijk nog eenige ouvertures, en nu reeds komen de menschen vragen om nog een aparte Beethoven-cyclus met nóg eens alle symphonieën en de rest van het geniale oeuvre. Ik weet het, voor velen siaat het flink op het oogenblik om minachtend, blasé over het werk van dezen heros te spreken, maar voor ons, vakmenschen, die toch jaar en dag met zijn werk omgaan, blijft het altijd nog even groot. Ik persoonlijk verwonder mij steeds meer, dat één man dit heele werk heeft kunnen maken, dit oeuvre, zoo groot in aantal, zoo grootsch en verscheiden in uitvoering. Ludwig van Beethoven is, in dezen tijd vooral, een baken voor velen, een plechtanker in de stormen, die menigeen, heen en weer slingeren.

Op Beethoven volgt Brahms: een voortzetting van Beethoven's werken in de romantiek, ook de romantiek geeft in dezen tijd van motorisch gebeuren den menschen steun en bezinning, zij zoeken een oase in de woestijn van het leven en de vier symphonieën, het vioolconcert en de twee pianoconcerten zijn altijd weer en nü in het bijzonder

werken, die zalen vullen.

En dan Bruckner 1 In Bruckner zoeken en vinden wij het religieuse van den eenvoudigen mensch. Deze man, die alles vertegenwoordigt wat Goed-

Duitscii is met God-in-ziich, in tegenstelling tot de anderen, de Godzoekenden zijn en Inun heele leven te kampen hebben met stroomingen in zichzelf, is in zijn muziek zoo idiep-relimieus, dat hij in een Godgeloovig volk als het Nederlandsche altijd een gevoeligen klankbodem moet vinden.

Alle tien de symphonieën de negen genummerde en de zoogenaamde Nulde komen dit seizoen aan de beurt. Dit is voor ons geen experiment, dit is weten te voorzien in een geestelijke behoefte.

Dan de Schubert-cyclus.

Ik heb met den opzet van deze vijf concerten met niets dan Schubert geweten, dat het publiek ook hier naar vraagt: de meer intieme Beethoven, die Schubert heet, met andere woorden, de meer intieme kunst uit het begin der Duitsche Romantiek. Altijd gevraagd, en nu meer .dan ooit.

Het programma van deze vijf concerten is buitengewoon interessant. Want behalve natuurlijk de Unvollendete en de groote C-dur Zevende Symphonie bevat deze cyclus nog vier symphonieën, waarbij een onbekende C-<dur (de Zesde), en de Eerste, weinig of nooit gespeeld.

Maar het aantrekkelijke van dezen cyclus zit in de medewerking van koren en solisten in bijnanoviteiten: een Stabat Mater op Duitschen tekst van Klopstock voor drie solisten en koor, de Missa in As-groot, nog nooit in Amsterdam gegeven, en een Rondo voor viool en strijkorkest, eveneens een zeldzaamheid op welk programma dan ook.

Dat was ons eerste doel vervolgt Dr. Rudolf Mengelberg zijn uiteenzetting bezinning voor de ouderen, versterking van traditie, steun in moeilijkheden. Er was echter nog een andere reden: onze studenten-abonnementen, die een groot succes zijn. Hier vormt zich een nieuw publiek, dat voor de toekomst van onschatbare waarde is. Dit publiek moet opgevoed worden, en welke opvoeding is beter dan die der klassieken ? Wil zich een nieuwe eigen Nederlandsche toonkimst vormen en een plaats veroveren in de toekomst, dan zal zij los van traditie nooit in volk en bodem kunnen wortelen. Het toekomstige prrbliek de jeugd dus moet tot het rrieuwe komen via het oude, dat de basis is van het nieuwe.

Twee redenen dus, die even zoovele motieven zijn voor het staketsel, het geraamte van dit seizoensprogramma, want deze drie en wintig symphoniën plus andere werken van deze vier Groeten onder de grootsten zijn niet voldoende, om negen en twintig concerten te vullen.

En dan komt allereerst onze eigen Nederlandsche toonkunst onze hedendaagsche componisten, die alle steun moeten hebben en ook verdienen (was een ander woord van één onzer beste eigen componisten, Rudolf Mengelberg, mogelijk ?)