Henk Badings schrijft een Kamer-Opera

In opdracht van de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap' schrijft Henk Badings, wiens compositie in Concerten en den Omroep veel wonden gespeeld, op het oogenblik een Kameropera, die haar eerste uitvoering door de Neder» landsche Kameropera zal krijgen. Onderstaand een bericht van den componist over het ontstaan van dit nieuwe werk.

WANNEER een componist een groot werk voltooid heeft, dan wordt van hem verwacht, dat hij ter inleid'ng of ter verklaring iets over zijn werk mededeelt. Vrijwel iedere componist moet daarbij tal van innerlijke bezwaren overwinnen „luister naar de noten, daarin leeft alles wat ik tot uitdrukking heb willen brengen". Ik geef toe, dat een dergelijke toelichting den luisteraar niet

veel nader lot t werk brengt, maar feitelijk is dit toch de eenige mededeeling, die een componiist ten volle kan verantwoorden.

Na deze ontiboezeming kU men zich indenken, hoe het een componist te moede is, wanneer hem midden in de arbeid, midden in de worsteling met de nog te vormen muzikale elementen*, het vereerende verzoek wordt gedaan om iets over het nog onvoltooide werk te berichten. Wie het groeiproces van een compositie uit veelvuldige ervaring kent, weet, hoezeer de eigen kiemkracht van 't melodische en dramatische materiaal dit soms op voor den schepper volkomen onverwachte wijze laat uitgroeien, zoodat ihet uiteindelijke resultaat van zijn arbeid 'n gansch anderen vorm aanneemt, dU hij bij het begin oi halverwege het werk reeds voor zijn geestesoor gefixeerd meende. Dit besef dwingt mij om in de gedachten ontworpen, maar nog niet neergeschreven, ontwikkeling en afsluiting hier buiten beschouwing te laten.

Reeds langen- tijd droeg ik plannen in mij rond voor een opera. Eenmaal had ik ontwerpen geschetst, een andel maal had ik zelfs fragmenten gereed. Tot voltooiing kwam het de eerste maal niet, omdat de tekstdichter mij in den steek liet, de tweede maal, omdat het onderwerp op Java betrekking had. Na de bittere gebeurtenissen aldaar -die ons nog versch in het geheugen liggen was het mij niet mogelijk dit werk voort te zetten. Dit voorjaar kwam de heer Jaap Kool, oprichter van de Kameropera, bij mij met het verzoek om in opdracht van het Departement van V. en K. iets voor deze jonge operagroep te schrijven. Hij stelde een paar onderwerpen voor, waarvan mij een episode uit het leven van Rembrandt het meeste aantrok. Waar zouden wij echter in Holland een librettist vinden ? Deze bekende, moeilijke vraag, werd als bi| toeval voor mij opgelost.

Een discussie over operateksten bracht mij in contact met den jongen begaafden auteur Tom