verkocht. De bedragen gaan reeds in de honderdduizenden Rijksmarken. Voor de Nederlandsche kunstenaars doet er zich op deze wijze een goed afzetgebied in het kunstlievende Rijk voor.

De Kultuurgemeenschap heeft bij het begin van dit jaar de ~Kamer-Opera ’ gesticht. In dit jaar heeft zij reeds meer dan 120 voorstellingen in het land gegeven. Stukken van Mozart, Haydn, Weber, Léhar, Suppé, enz. enz. werden opgevoerd.

Met royale ondersteuning van den Rijkscommissaris waren wij in staat, eenige maanden geleden het huis van de voormalige ~Besognekamer’ aan het Buitenhof, alhier, te koopen. In de bovenste verdieping zijn reeds de kantoren van de Landelijke Organisatie en de Werkgemeenschap Den Haag ondergebracht. In de eerste verdieping bevindt zich een groote récréatiezaal. die op het oogenblik verbouwd wordt en die hopenlijk in Januari 1943 klaar zal zijn. Hier zullen onze leden elkaar regelmatig kunnen ontmoeten. Wij zullen hier een bibliotheek inrichten en ik koester hoogc verwachtingen, dat dit mooie gebouw in Den Haag een middelpunt van de Duitsch-Nederlandsche vriendschaj) zal worden.

Wij hebben taalcursussen ingesteld, voorloopig alleen in Den Haag en wel Duitsche cursussen voor Nederlanders en Nederlandsche cursussen voor Duitschers. Het resultaat is veelbelovend. Tot nu toe meldden zich meer dan 500 cursisten.

Het is Prof. Wehofsich en mij duidelijk geworden, dat de eerste jaren van de Kultuurgemeenschap jaren van voorbereiding, van werving waren. In de eerste plaats moest er in het land een zekere basis geschapen worden, waarop verder gebouwd kon worden. De eerste jaren van de Kultuurgemeenschap hebben een beeld van de ontwikkeling in de breedte gegeven. Het eerste groote welslagen is er: er zijn ) 2.000 leden, de Kultuurgemeenschap heeft haar eigen orgaan, de Landelijke Organisatie onder leiding van onzen bekwamen Secretaris Kool staat overeind. De basis is dus gelegd. Nu moet echter de ontwikkeling, die dus allereerst in de breedte ontstaan is, verdiept worden. Ik wil daarmede zeggen, dat in alle werkgemeenschappen in het land vooral de essentieele taak van de Kultuurgemeenschap, d.w.z. de taak om Nederlanders en Duitschers nader tot elkander te brengen, met buitengewoon veel energie moet worden nagestreefd. Want het is natuurlijk niet voldoende, wanneer de Kultuurgemeenschap een min of meer onsamenhangend korps van menschen, van individueele personen is, die slechts daarom tot de werkgemeenschap behooren, omdat zij op grond van hun lidmaatschap een reductie op hun schouwburgkaarten verkrijgen: dat is niet het doel van de gemeenschap. Wij verwachten van onze leden, dat zij voortdurend de doelstellingen van de gemeenschap voor oogen houden en dat ieder voor zich probeert, ieder in zijn eigen stad of provincie, het contact tusschen de vertegenwoordigers van onze twee volkeren lot stand te brengen en te verdiepen. Wanneer men lid is van de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap, dan erkent men de doelstellingen van deze gemeenschap, waar-

van ik nog het Volgende zou willen zeggen.

Ik heb reeds bij vroegere gelegenheden over het begrip ..Kultuurgemeenschap gesproken en uiteengezet, dat de tusschen het Duitsche en Nederlandsche volk bestaande gemeenschap geen frase is, die wellicht geïnterpreteerd wordt, omdat men meent zulk een frase voor politieke of economische doeleinden te kunnen gebruiken. De onverwoestbare grondslagen voor de verbondenheid van onze volkeren zijn de gemenschappelijke afstamming, het gemeenschappelijke ras en de gemeenschappelijke levensruimte. De inrichting der levensvoorwaarden aan beide zijden van de grens werd in de achter ons liggende duizenden jaren en wordt heden ten dage nog bepaald door den aanleg, door den eigen aard van de volkeren. En hoewel een eeuwenlang proces van geleidelijke vervreemding bij zekere lagen, speciaal aan deze zijde van de grens, de opvatting heeft doen postvatten, dat niet slechts onbelangrijke uiterlijke, maar belangrijke, diepgaande verschillen Duitschers en Nederlanders van elkaar scheiden, toch is dit niet zoo.

De aanleg, de eigen aard der beide volkeren komt voort uit een gemeenschappelijken wortel en nog steeds bestaan innige banden van het bloed, die zich op den duur niet Ibten verloochenen en die een sterke waarborg zijn, dat in het verloop der komende tijden het bewustzijn voor de door het ras en de levensruimte bepaalde verbondenheid en voor de daaruit voortspruitende gemeenschappelijke plichten en taken der twee volkeren ook in ons land duidelijk te voorschijn zal komen.

Ik wil daarmede niet zeggen, dat het geschiedkundig proces van eeuwenlange vervreemding van het Duitsche broedervolk sedert het verval van het ..Heilige Römische Reich deutscher Nation” geen groote gevolgen gehad heeft en diepe sporen heeft achter gelaten. Het is zeker zoo, dat de moeilijke weg, dien het Nederlandsche volk tijdens de worsteling om de bevrijding van het Spaansche juk, een weg, dien deze Germaansche volksstam geheel alleen moest gaan en die Nederland na het winnen van de vrijheid en na de ontdekking van overzeesche werelddeelen tot de wagende, strijdbare, zeevarende, koloniseerende en leidende natie van de zeventiende eeuw maakte, op de Nederlanders een eigen stempel heeft gedrukt en ook een eigen volkskarakter schonk.

En het is zeker ook zoo, dat het in de achttiende eeuw intredende verval, dat de Napoleontische periode van de vroege negentiende eeuw en de verregaande versnippering van het Duitsche Rijk gedurende dien tijd, dat de liberalistische vrijhandelsperiode van de negentiende en van het begin der twintigste eeuw en in het bijzonder de daarmede gepaard gaande, steeds nauwer wordende relaties van Nederland met het Westen, het proces van vervreemding van de Oostelijke buren accentueerde, terwijl dit proces nog bijzonder werd verhaast tijdens en na den eersten wereldoorlog, toen de bittere ervaringen van het Duitsche volk aan Nederland bespaard bleven.

Het zou dwaas zijn, deze onbetwistbare feiten over het hoofd te willen zien of te ontkennen. Deze feiten zijn