DER GESUNDHEITSWERT DER SPORTARTEN

EINE BIOLOGIE DES SPORTS FÜR SPORT-FÜHRER UND -REFERENTEN, TURN- UND SPORTLEHRER, SPORTTREIBENDE, ER2IEHER UND AER2TE VON PROF. DR. FRIEDRICH H. LORENT2, GESUNDHEITSVERWALTUNG DER HANSESTADT HAMBURG 3 AR2T S A – GRUPPE HANSA 1938. FERDINAND ENKE VERLAG STUTTGART.

In de Nederlandsche Sport literatuur is het onderwerp, dat prof, Lorentz in bovengenoemd werk behandelt, voor zoover mij bekend, nog niet verwerkt. Het is mij daarom aangenaam, dit onderwerp aan de hand van dit werk, op verzoek van de redactie van het orgaan „Opvoeding in Volkschen Geest" in dit orgaan te mogen behandelen, in een reeks korte artikelen. Wegens de nauwe verwantschap welke bestaat tusschen het Duitsche en het Nederlandsche volk kan ik het voorwoord van prof. Lorents, op een enkele variatie na, geheel overnemen.

Voorwoord. „Om m het leven te slagen, zijn volk te kunnen dienen, geldt als eerste voorwaarde de vorming van een voorbeeldige jeugd. De jongens moeten staalharde, vlotte, karaktersterke en verstandige mannen worden. De meisjes moeten hen als moeders ter zijde staan, om aan ons vaderland weer een nieuwe gezonde jeugd te schenken.

ONZE JONGENS MOETEN STAALHARDE MANNEN WORDEN

Wij, Nederlanders, zijn een kultuurvolk. Als zoodanig komen wij niet slechts ons verval weer te boven, maar wenden wij omgekeerd den bloei opnieuw opwaarts, als in vurig streven ieder onzer aan zijn ziels-, geestes- en lichamelijke vorming werkt. Ik ken een band, die dit alles omvat, hiertoe geëigend is. Het is de sport als arbeid voor ons genoegen. Gewenscht is echter, dat ik aangeef, wat er aan biologische waarde in de verschillende takken van sport steekt, of waar zij van onwaarde en schadelijk zijn. Zeker kan sport niet zonder meer als het alleen-zaligmakende gelden. Zij moet biologisch zoo geschift worden, dat zij ieder mensch het zijne schenkt. Zij zal noodzakelijk de middelen voor ontspanning, herstel, versterking, levensgeschiktheid en opvoering der sportprestatie zelf, zoowel als die in het beroep moeten omvatten.

Voor Neerlands jeugd is hier dit woord geschreven. Moge het zoo uitgaan, moge het zoo door allen verstaan worden.

RICHTLIJNEN VOOR DE BIOLOGISCHE WAARDEERING VAN DE VERSCHILLENDE TAKKEN VAN SPORT

1 – DE SPORT vreugde

Drie dingen vormen de menschen:

De geërfde constitutie.

De functie.

De omgeving.

Grondleggend en belangrijk is steeds de erfmassa en het bloed. Echter nimmer zoo, dat er aan deze erfmassa niet zoowel in goeden als in slechten zin iets te beïnvloeden zou zijn. Zonder dit zou er geen onderscheid zijn tusschen cultuurmenschen en primitieve volkeren. Zonder dit zouden er geen erfelijkheidsziekten zijn. Zonder dit zou het beste deel van onzen arbeid aan onszelf verloren gaan. Zonder dit zou elke opwaartsche menschelijke ontwikkeling uitgesloten zijn. Enzoovoort. Zoo ontwikkelt de erfmassa het fundament voor de constitutie, d.w.z. den innerlijken en uiterlijken bouw van den mensch.

Voor hun uitbouw zorgen echter de functie en de omgeving op ondubbelzinnige wijze. Deze beide begrippen behooren daarom voor een beschouwing der verschillende takken van sport ten aanzien van hun biologisch vormende waarde voor het volk, een overheerschende plaats in te nemen. Want sport is functie van het lichaam en zijn organen. Sport beteekent omgevingsinvloed met inwerking van verschillende graden op de menschen. Hier behoeft geen inleidende behandeling over de werking der functie en der omgeving op het wordende, zijnde en vergaande lichaam gesc&even en vastgelegd te worden. Wij kennen haar uit de plantenwereld en de dierenfokkerij. Wij kennen haar in het bijzonder uit de tweelingstudie van den mensch. Verbazend blijft slechts, dat ons eerst de nood leerde onderzoeken hoe zich ontwikkeling, wasdom en vruchtresultaat der cultuurplanten zich ten aanzien van de omgeving verhouden 1 Kessler heeft door zijn over Duitschland verdeelde klimatologische waarnemingsstations voor planten een evenzoo vanzelfsprekende als nieuwe beschouwingswijze der functie en van de omgevingsproblemen ingevoerd.

Voor de in het aardrijk gewortelde planten beteekent „omgeving” tevens functie. Zij moge zich in de chemische en bacteriologische samenstelling van den bodem, in de buitenlucht met haar neerslagen, in rukwinden, in het onontbeerlijke zonlicht, tenslotte ook in de wisselwerking van woekerplanten en onkruid uitdrukken.

En zou het mensch en dier niet evenzoo gaan ? Planten zet men slechts daar uit, waar zij zich het beste kunnen ontwikkelen. Bij menschen en dieren gaat dit moeilijker. Het moet otis echter niet weerhouden naar Kessler's voorbeeld ook klimatologische en geologische waarnemingsstations voor menschen en dieren op te richten. Niet op enkele plaatsen, zooals dat in Wijk op Föhr of Bad Oeynhausen geschied is, maar precies zooals de verschillende meteorologische instituten systematisch over geheel Duitschland verspreid zijn. Wat wij niet hebben, zijn kaarten, die Duitschland (lees ook Nederland) en afzonderlijke kaarten, die de steden en dorpen klassegewijs indeelen, waaruit direct te lezen ware, waar de betreffende planten, dieren en menschen voorbeeldig gedijen; waar dit tweede-, derde-, vierdeklassig het geval is. Dan weten wij tevens, waar de verschillende kweekerijen, fokkerijen en kuuroorden gevestigd moeten worden. Tevens zal ons dit aantoonen, welk kuuroord zich met recht zoo noemt en welk onder een valsch uithangbord werkt. Wij leeren ook waar sportplaatsen, sportontspanningsinrichtingen en dergelijke aangelegd moeten worden en waar dit niet moet geschieden, om van nieuwbouw voor volksvestiging, voor dorpen en steden maar niet te spreken. Steeds weer pakken wij de zaken van achteraf aan en meestal als het te laat is. Zoo lieten wij verschillende takken van sport zich zelf ontwikkelen, om eerst achteraf te onderzoeken, vvelke goed of slecht voor ons zijn. Had men de onmiddellijke beslissende vormende waarde van een bepaalden tak van sport voor een gezond cultuurvolk tijdig gekend, dan waren niet slechts de klimatologische invloedssferen in acht genomen, maar elke tak van sport ware vooraf op zijn biologische vormingswaarde geschat geworden en daarna eerst ingevoerd, gepropageerd, toegestaan of ook wel verworpen geworden. J. BONGERTMAN