een bouwer is aan het machtige huis van zijn volk. Het zal van de mate van zijn idealisme, dat zijn kennis, werkkracht, energie en werklust bezielt, afhangen, of dat huis als een schoone kathedraal, als een machtig stadhuis zal worden: schoon en machtig niet wat uiterlijke gelijkenis, maar wat innerlijke waarde betreft. Het idealisme der leerkracht kan niet groot genoeg zijn. Wanneer de leerkracht eenmaal, na verbetering der opleiding, een behoorlijk bestaan zal verzekerd zijn, dan heeft het volk het recht van hem/haar meer idealisme te vorderen dan van welken ambtenaar ook. Immers, wien het kostbaarste bezit van een volk, het kind is toevertrouwd, hij heeft geen koopwaar in handen, geen object van welken aard ook, dat middel tot zelfverrijking mag worden.

De Voorzienigheid, die den onderwijzer zijn plaats aanwees, za 1 hem rekenschap vragen, niet over het materieel gewin, dat hij met zijn onderwijs gemaakt heeft, maar over de vorming, die het kind van hem ontving.

J. Perk heeft gedicht: Wie wat zijn aard beveelt, verricht, is goed. Moreel goed handelt hij, die luistert naar de ingeschapen, mythische stem van zijn bloed. Zulk handelen is natuurlijk-christelijk en -gezond, met geen formeele geloofsleer in strijd, want de mensch is van nature christen. Zulk handelen is ook behoorlijk sociaal, want de mensch is ook van nature een sociaal wezen. Ware opvoeding is religieuze opvoeding, zoo betoogt Helmuth Stellrecht in zijn Neue Erziehung, want religio beteekent terugbinding, weer met de schepping verbinden en via haar met den Schepper. Toen het contact rnet de natuur verloren ging, het leven on-natuurlijk werd, ja tegen-natuurlijk op sommige punten, ontaardden ook de gedachten. Stellrecht beschouwt den strijd van zijn Führer in diepste wezen als een strijd voor gebondenheid en natuur na een tijd van ongebondenheid en onnatuur.

Een strijder, een groot strijder zelfs, zal de opvoeder, die zoo natuurlijk en eenvoudig, zoo vanzelfsprekend wil opvoeden, moeten zijn. Hij zal te kampen hebben met hen, die nog iets anders, iets meer eischen dan dit eenvoudige en aardgetrouwe. Een onverschrokkenheid als die van den ridder van Albrecht Dürer, die dood en duivel negeert, wordt wel is waar van hem niet gevorderd, maar wel een

onversaagdheid van recht door zee gaan, tegenstroom en tegenwind ten trots. Hij zal desnoods niet moeten vreezen om in de reddingsboot te stappen en de jeugd van Nederland uit de branding te redden, waarin zij dreigt te verzinken, omdat zij niet meer worstelt gelijk de halfontwortelde boomen van Vincent van Gogh's Les Racines.

De Germaansche strijders, die heden vechten voor de toekomst van Europa, hebben een veel grootere verantwoordelijkheid dan de vroegere soldaten, die voor zekere belangen van potentaten of hoogstens voor de belangen van een of andere natie vochten. Zoo is ook de verantwoordelijkheid van den hedendaagschen strijder-opvoeder buitengewoon groot, grooter nog dan die van dien der toekomst, wanneer deze titanenstrijd gestreden zal zijn en het slechts om behoud van het verworvene en kultureele ontplooiing daarvan gaat.

Opvoeden is bouwen. Maar het bouwen zal nooit zoo volmaakt mogelijk worden, indien de bouwer niet zoo deskundig en volmaakt mogelijk is. De conclusie ligt hier voor de hand. Arbeiders van allerlei soort en ontwikkeling werken mee aan den bouw van een gebouw. Opvoeders van allerlei aard ook, van kleuterschool tot u''- vcrsiteit, werken mee aan het toekomstige gebot der natie. Zij zullen allen groote idealisten mo.. "ijn. Menschen die zonder omzien en naar anaere dingen zien flink aanpakken wat zij moeten aanpakken in de gegeven omstandigheden pioniers met de kwaliteiten daarvan en dat is allereerst zichzelf.

Men schrikke niet: er bestaat geen scheiding tusschen politiek en opvoeding. Deze zijn in de volksche opvoeding vanzelf één. In deze eenheid ziet H. Stellrecht juist het karakter der nieuwe opvoeding. In den ouden verdeelden staat voelde de jeugd zich geestelijk niet veel beter thuis dan de kat in het vreemde pakhuis. In den volkschen staat zal hij zich eenmaal in haar element voelen.

Hetgeen practisch uit de beginselen in deze eerste artikelen uitgesproken voortvloeit, zal in volgende artikelen vanzelf nader ter sprake komen.

P. N. DEZAIRE

’) Men leze zoo mogelijk naast dit artikel Dr. G. Kahl-Furtmann, Hans Schemm spricht, 11, Iste hfst.

KAMERAAD HETTEMA BENOEMD TOT BURGEMEESTER.

Hoe verheugd wij ook waren over deze benoeming op 12 Juni, en daaraan uiting konden geven bij zijn installatie op 27 Juli LL, en hoe eervol wij de opdracht aan Kam, Hettema ook voor hem toch viel het ons zwaar onzen Algemeenen Secretaris zoo plotseling te moeten missen.

Kam. Hettema waarnemend Secretaris, nadat Kameraad Breedvelt, tot Wethouder in de gemeente Utrecht benoemd, daarheen was vertrokken. Den 15en Februari 1944 volgde Hettema’s benoeming tot Secre.ans. Zooals U allen bekend moge zijn was Kam. Hettema ook Hoofdopsteller van ons blad: ~Opvoeding tn yolkschen • Hadat het A.V.L.O.N. eerst als gast in onze kolommen verscheen, werd dit voorjaar de reeds geruimen tijd gekoesterde gedachte tot merkelijkheid en kregen A.V.L.O.N. en Opvoedersgilde samen officieel één blad. Kameraad Hettema bleef Hoofdopsteller en Kameraad Lapperre kreeg den tiiel van Organisator.

Door zijn benoeming in Hulst verlaat Kameraad Hettema niet alleen zijn Secretarisplaats, doch ook die van Hoofdopsteller van om blad. Hij wordt in de laatste functie opgevolgd door Kameraad Lapperre, die dus van het verschijnen van dit nummer af Hoofdopsteller wordt. Hiermede vervalt de functie van organisator.

Woewêl Kameraad Hettema dus uit STrij van functionarissen van het Opvoedersgilde verdwijnt, hebben wij toch zijn verzekering dat hij onze belangen steeds zal voorstaan. Wij wenschen hem hierbij een succesvolle loopbaan in de oude stad Hulst in het zoo belangwekkende Zeeuwsch-Vlaanderen,

Het Hoofd van het Opvoedersgilde, Prof. Dr. J. JESWIET