DE ONDERWIJZER)SSPAARBANK

Opgericht door het N.0.G., keert over 1 944 een rente uit van 3 pCt.

Het reniegevend bedrag is ongelimiteerd

M. H. Visser Directeur

het geval was. De kinderen moeten begrijpen en voelen, dat arbeid de grondslag van allen vooruitgang is.

Daarmee zijn wij van den opbouw tot den inhoud van de school overgegaan. De Noorsche school was een uitgesproken ~kennis-school”. Het overhevelen van kennis was het voornaamste doel. De leerlingen werden als magazijnen beschouwd, die zoo volledig mogelijk moesten worden opgevuld. Zeker, de opvoeders waren het er principieel over eens, dat niet de „karakters" (rapporten), maar het karakter voor den enkeling beslissend is; maar de meeningen over de wijze, waarop de karakters moesten worden opgebouwd, gingen uiteen. Allengs had de opvatting de overhand gekregen, alles zoo vrij mogelijk te laten. Religie, geschiedenis, alles moest objectief, academisch van boven af worden beschouwd, de leerlingen moesten zich zoo onbelemmerd mogelijk een wereldbeschouwing verwerven. Het gevolg daarvan was in den regel geen ophouw. De jeugd werd alleen arm en armer aan idealen.

Er waren echter ook voor den oorlog tegenstroomingen te bespeuren, en die mogen wij nu niet buiten beschouwing laten, want zij kunnen voor het nieuw opbouwen waardevolle diensten bewijzen. Plichtsbesef, liefde tot volk en vaderland, daar staat de jeugd voor open; zij is subjectief en wil geestdrift. Daarmee moeten wij bij de opvoeding rekening houden. Dit schijnbaar subjectivisme bergt geen gevaar, als de jeugd niet aan haar zelf wordt overgelaten, maar door de meer objectieve ouderen ge-

leid wordt; want jeugd wil ook geleid worden, wanneer zij de leidende hand als de verstandigere aanvoelt.

Geschiedenis kan meer dan de meeste andere vakken als bron van geestdrift worden gebruikt. Door het zich verdiepen in de geschiedenis moet in de jeugd vooral het gevoel voor de samenhang van de geslachtenreeksen wakker worden. Hier mogen wij echter niet te nauwe grenzen trekken. In den tijd van het nationalisme is dit vaak het geval geweest; onze voorvaderen in den ouden tijd echter lieten zich in dit opzicht als in andere gevallen door hun instinct leiden en vonden het juiste. Voor Snorre waren de opperhoofden van de Noorsche, Deensche en Zweedsche geschiedenis mannen uit één stuk, zij waren aan elkaar verwant. Wij echter merken, dat het gevoel voor verwantschap verder reikt. Karei de Groote en de helden uit den tijd van de volksverhuizing behooren b.v. ook in dit Noorsche verband. De Noordgermaansche naam Magnus is afgeleid van Karei den Groote; Carolus magnus, Karlamagnus, werd in alle Noordelijke landen niet slechts als de grootste heerscher beschouwd, maar zijn aard en wezen deed de Noordmannen ook aan als bij hen behoorend en vertrouwd, juist als b.v. de helden van het Nibelungenlied. Kareis strijd in Spanje is in onze volkspoëzie bewaard gebleven. De daden van Jormunrek (Ermanarich) in Zuid-Rusland vinden wij terug in onze saga’s. Onze voorvaderen waren Europeanen.

Deze alles wat Germaansch is omsluitende opvatting moet op school weer wakker en productief worden gemaakt. Karei de Groote en Dietrich van Bern, Karei XII en Prins Eugène van Savoye moeten voor de Noorsche kinderen even vertrouwde figuren zijn als Harald Haarfagre (Schoonhaar) en Leif Erikson. Zij zijn allen belichaming van Noordsch-Germaanschen geest en Noordsch-Germaansche kracht. Zij verdedigden ten deele de gedachte der éénwording, welke alle tijden van versplintering overleefde en thans sterker dan ooit in het leven van de volkeren zichtbaar wordt; vooral waren zij baanbrekers, vervuld van denzelfden geest als Nansen, Behring en Nordenskiöld, Wegener, Barth, Humboldt en Livingstone enz., menschen uit onzen tijd. Van zulke mannen te hooren, zal niet alleen den aangeboren moed van de jeugd tot ondernemende daden sterken, er wordt tevens een alle Germaansche harten omsluitende band gelegd, welke wij noodig hebben, als de Europeesche samenwerking meer moet zijn dan enkel woorden. De nieuwe school moet dus realistisch zijn, zich bij de werkelijkheid aanpassen, haar voedsel in eigen vaderlandschen grond zoeken. Zij moet de jeugd opvoeden tot

Tegen een contributie van een half procent van zijn bruto jaarwedde ontvangt een AVLON-lid:

VAN WEEK TOT WEEK

1 Rechtskundigen bijstand, als hij moeilijkheden ondervindt bij het berekenen oi uitbetalen van salarissen, wachtgelden of pensioenen.

2 Geldelijken bijstand in den vorm van ondersteuningen, een renteloos voorschot of zelfs een gift als hij door omstandigheden buiten zijn schuld in financieele moeilijkheden geraakt.

3 Garantie van uitbetaling van zijn volle salaris gedurende drie jaren in geval van ernstige en langdurige ziekte, zoodat salariskorting wordt toegepast.

4 Tegemoetkoming in de kosten van operatie voor zich en zijn gezinsleden met een maximum van ƒ 75.—.

® Een uitbetaling van ƒ 50. bij gezinsvermeerdering te beginnen bij het derde kind.

6 Het recht voor zijn kinderen om na zijn overlijden een beroep te doen op het WEEZENFONDS dat den kinderen een goede opvoeding garandeert.

De sociale verzorging van iedere leerkrnchi in Nederland is door hei AVLON volkomen verzekerd