gebruiken, voor onze schoone, oude en nieuwere liederen, voor de geschiedenis van ons volk vooral. Want de man moet weten, dat wij alleen maar voortzetten, wat onze voorvaderen zijn begonnen en dat ons volk tot 'in een zeer verre toekomst zal blijven bestaan, wanneer wij onzen plicht tegenover de gemeenschap kennen.

Het onderwijs, dat in een Afdeeling wordt gegeven, heeft niet het aanstellen van onderwijzers en leeraren noodzakelijk gemaakt. Het komt er voor den man ook niet zoozeer op aan, dat hij weet, in welk jaar de Ruyter is geboren en gevallen, als hij maar weet, wat deze voor ons land en voor ons volk heeft beteekend. Als de schooljaren eenmaal voorbij zijn en de man die parate kennis niet meer bezit, dan zal hij die in den Arbeidsdienst ook niet meer verkrijgen. Er is een geheel andere doelstelling: de man moet de idee van den Arbeidsdienst bewust beleven, m.a.w. het gaat om de daad. Alleen, wanneer hij heeft gearbeid aan een werk, hetzij lichamelijk, hetzij geestelijk, alleen dan zal hij zich gelukkig en trots gevoelen, wanneer hij in de uniform zich in het publiek vertoont en alleen dan zal hij in den kring van vrienden en kennissen de waarde van zijn arbeid kunnen verdedigen tegen den stroom van leugen en laster, die ook over den Arbeidsdienst wordt uitgestort.

De eenvoudige woning van den man, zijn ploegkamer, wordt door allen gezamenlijk versierd. Hij heeft een eigen „cultuur", die wordt gevormd op de gemeenschaps- en kameraadschapsavonden. Het onderwijs wil hem met open oogen door het leven doen gaan.

In dit licht gezien, bestaan er eigenlijk geen kleinigheden in den Arbeidsdienst. De kampcommandant, die zijn mannen in alles voorgaat, zal geen moeite te groot achten, om aan zijn mannen een onuitwischbaren indruk mee te geven, wanneer zij weer in de maatschappij zijn teruggekeerd. Het principe, dat bij het geven van het onderwijs Wordt gevolgd, is dat van de a a nschouwelijkheid. leder kamp behoort een epidiascoop te bezitten, die den geheelen dag in het dagverblijf ter beschikking van den troep moet worden gesteld. Natuurlijk mag een schoolbord en een landkaart niet ontbreken. Modellen, b.v. van het werkobject van het kamp, verduidelijken het onder-

wijs in hooge mate. Over het algemeen spreken de mannen slordig en dus zullen zij ook slordig zingen.

En arbeidsmannen, die niet zingen, zijn er niet in de kampen. Onder alle omstandigheden klinken hun liederen in de buitenlucht, ook, wanneer het vochtigheidsgehalte daarvan het kampterrein onder water heeft gezet.

Een uitgebreide bibliotheek, die voorzien is van de beste uitgaven op het gebied van literatuur, studieen vakwerken, biedt den jongen man de gelegenheid, zich te ontspannen of zijn kennis op een of ander terrein van het leven te verdiepen.

Zonder twijfel zal het Nederlandsche Volk eenmaal den Arbeidsdienst aanvaarden en liefhebben, omdat zijn zonen daarin tot man gevormd v/orden. Zooals de Haagsche bevolking in de dagen, die aan de demonstratie op Houtrust vooraf zijn gegaan, den marcheerenden troepen haar sympathie niet heeft onthouden.

In dit licht gezien, is er geen

schoonere taak denkbaar, dan de jeugd voor te mogen gaan. Vooral de lezers van ons blad, die ook het onderwijs en daarmede ons volk dienen, zullen dit standpunt kunnen begrijpen.

En daardoor ook de toelichting, die op 3 Mei 1942, in het Sportcentrum te Den Haag, op de leuze van dien dag werd gegeven:

„Wij treden nu aan voor ons Volk, dat wij willen winnen voor de gedachte van den Arbeidsdienst.

En Gij, jeugd van Nederland, zult ons Volk ook daarvoor winnen.

Door Uw kameraadschap.

Door Uw gevoel voor tucht en orde,

Door Uw zingen en marcheeren,

Door Uw liefde-voor ons land.

Door Uw dienen.

Tusschen ons en ons Volk staal nog een muur van weerstand. Wij zullen dezen muur opruimen dool onze geestdrift en door ons goedi voorbeeld".

G. J. CRAMER, Hopman.

Arbeidsdienst voor Meisjes.

Dat van de Nederlandsche meisjes niet minder dan van de jongemannen wordt verwacht, dat zij haar plaats in het nieuwe Europa op waardige wijze zullen weten in te nemen, is een feit, waarover wij, die het tegenwoordige gebeuren als een noodzakelijke schakel in het geheel zien, het zeker allen eens zijn.

Een ieder toch weet, hoezeer de invloed van de vrouw vooral in het gezin en, in ruimeren zin genomen, in de geheele samenleving, richtinggevend kan zijn voor het opkomende geslacht.

Hieruit moet dus volgen, dat ook onze Nederlandsche meisjes het noodig hebben, den nieuwen tijd mee te beleven en te doorleven.

Ook zij moeten doordrongen zijn van het besef, dat alleen daar, waar eenieder zijn plicht tegenover zijn naasten, dus tegenover de geheele volksgemeenschap doet, gesproken kan worden van een geordende samenleving. Immers, en dit vooral bij meisjes, wanneer een gedeelte steeds er op uit is, het zich zoo gemakkelijk mogelijk te maken, vanzelfsprekend ten koste van anderen.

zal dit altijd weer aanleiding geven tot onrust en dus een geordende samenleving onmogelijk maken, Ook wij meisjes moeten leeren zien, dat arbeid, op welk terrein ook, geen schande of last is, maar eer en plicht; een plicht, dié door ons allen met vreugde moet worden aanvaard.

Hoeveel voldoening geeft het niet reeds, wanneer wij een onszelf opgedragen taak tot een goed einde hebben gebracht. Hoeveel meer voldoening moet het dan geven, wanneer wij gezamenlijk onze schouders onder een groot werk zetten en het ook gezamenlijk tot een goed en zegenrijk einde brengen,

Juist dit gezamenlijk streven geeft kleur en vreugde aan het werk, dat ter hand is genomen en zeker daar, waar dit werk ten doel heeft de geheele volksgemeenschap tot nut te zijn.

Het is echter noodzakelijk, dat dddr, waar met ernst en goeden wil een groot werk ter hand wordt genomen, ook tucht, orde en een zekere mate van discipline moet heerschen.

Hebben wij n.l. eenmaal in onze jeugd de noodzaak en het resultaat