stijl, den xassenstijl. Dezen rassensuji Uit te werken, zijn invloed op une levensuitingen na te speuren, is iiei aröeidsterrein der rassenpsyunologie.

/ils we de gestalte van het Noordras en haar uitingen beschouwen, (ras neeit niet alleen betrekking up ue kleur van haar en oogen, maar op ae gestauej en we vragen ons ai, welke rassenziel aan ueze gestalte haar vorm heelt gegeven, dan is dit een rassenziel, waarin een bepaalde waardeering der waarden woont; deze gestalte staat in haar wereld, om die wereld, klein oi groot, te beheexscüen. Koel en zakelijk neemt de Noordrasmensch zijn wereld op, om te zien, wat hij er aan kan prestoeren.

Zijn wereld is voor hem iets, wat hij moet vormen, wat hij moet beheerschen, waarin hij iets moet prestoeren. Dat is de stijl van zijn rassenziel. Met een korte formule kunnen we den Noordrasmensch den prestatiemensch noemen.

De „prestatie" in welken vorm doet er niet toe vormt de hoogste waarde in zijh systeem van waarden. Daarmee houdt het feit verband, dat hij tegenover zijn wereld en menschen en dingen een zekeren afstand bewaart. Zonder dien afstand is prestatie niet mogelijk.

Bij de uitwerking van dezen rassenstijl, van dezen prestatiestijl, was van bepaalde eigenschappen geen sprake. We kunnen aan het ras geen eigenschappen toeschrijven. Een eigenschap wortelt in het karakter van een bepaald mensch, een bepaald volk. Niet in het ras. Elke eigenschap kan bij elk ras voorkomen. Maar dan door den rassenstijl bij elk ras anders. De rassenstijl modificeert de eigenschap. Men kan niet zeggen: dit ras is listig, en dat waarheidslievend. Maar wel, dat listigheid of waarheidslievendheid in den stijl van het Noordras iets heel anders is dan in den stijl b.v. van het Oostras.

De verschillende rassen trachten met hun listigheid b.v. iets heel anders te bereiken, en de eigenschap uit zich daarom ook op heel andere wijze.

Ter verduidelijking nog een rassenstijl: de Oostrasstijl, die ook in ons land voorkomt. De lichaamsbouw heeft niet dat slanke en ranke van het Noordraslichaam, maar is plomper, logger. Is het lichaam van den Noordrasmensch wat wij „mooi" noemen, het lichaam van den Oostrasmensch is „leelijk".

Mooi en leelijk zijn hier Noordrasbegrippen, want zouden we in een wereld leven, waar Oostrasbegrippen zouden gelden, dan was de waardeering omgekeerd.

Dit lichaam heeit minder goede proporties, beenen en armen zijn kort, de nek is kort, het gezicht is kort en breed, de schedel kort, zoadat het hoofd rond is, de donkere oogen liggen in kleine spleetjes, het ooglid hangt dikwijls half over het oog heen, de vleeschmassa's maken gezicht en gestalte vormloos. Welken stijl gaf nu de rassenziel aan dit vormlooze lichaam, wat is de stijl van een ziel, die zich in dit lichaam thuisvoelt, welke uitingsmogelijkheden van dit lichaam zijn het, die deze rassenziel weerspiegelen?

Deze rassenziel voelt zich thuis in een kleine, knusse wereld, waar alles zonder wrijving verloopt. In een behaaglijke, hartelijke, gevoelige, voor onze begrippen misschien v/el wat broeierige sfeer gedijt deze rassenziel. Zij zoekt het kleine, bescheiden, intieme geluk. Haar rassenstijl is, dit geluk te verwezenlijken door alles te vermijden, wat wrijving, onaangenaamheden veroorzaakt. Hét harde leven is er voor dit ras niet, om het te overwinnen, te beheerschen, maar om al het harde onbegrepene over zich heen te laten gaan, om er de warmte, het bescheiden geluk in te bewaren. De wereld van den Oostrasmensch is steeds klein, verzorgd, knus, intiem, is zooveel mogelijk een idylle.

De rassenstijl drukt zijn stempel op elke levensuiting van den mensch, dus ook op zijn cultuur.

Onze cultuur is Noordrascultuur. Zij werd geschapen door menschen, die nog geheel in Noordrasstijl leefden, die hun stijl nog volmaakt verwezenlijkten. Maar toen de ideeën der Fransche Revolutie in ons volk doorsijpelden, ideëen, die niet in de lijn van den Noordrasstijl liggen, gingen hoe langer hoe meer volksgenooten hun stijl verloochenen. Menschen, dikwijls nog van zuiver Noordras, verloren door den tijdgeest, door hun milieu, door hun opvoeding de zekerheid van den rassenstijl, en werden stijlloos.

De stijlloosheid van ons volk was het kenmerk van den democratischen tijd. Ook school en opvoeding waren daar schuldig aan.

Wij, nationaal-socialisten willen, dat ons volk weer zijn stijl gaat verwezenlijken, dat het zijn innerlijke levenszekerheid hervindt. In het

grootste deel van onze jeugd is de aanleg tot een stijlvol Noordrasleven aanwezig.

Wij opvoeders moeten hen voorgaan, hen helpen. De school heeft hierbij een belangrijke taak. Haar programma moet ook in dezen zin worden herzien.

Op de eerste plaats moet de prestatiestijl in de hand gewerkt worden. In de laatste jaren had een humanitair denken in het onderwijs het accent gelegd op de middelmaat, ja zelfs op de zwakken. De goeden werden aan dit systeem opgeofferd. Wij moeten weer een scherpe' selectie invoeren, een selectie, die de prestatie stimuleert. Ik beperk me nu tot eigen terrein, het M.O. Bij het M.O. ligt het zwaartepunt van het onderwijs (niet der opvoeding) op het intellectueele. Daar moet dus de intellectueele prestatie die in den nieuwen tijd een andere zal zijn dan in de voorbije worden gestimuleerd. In steden, waar meer scholen voor M.O. zijn, is de selectie gemakkelijk uit te voeren. Reeds in het eerste half jaar der eerste klas kan gezift worden. De leerlingen van ongeveer gelijke prestaties worden dan over de verschillende scholen verdeeld, zoodat het niet meer noodig is, dat jonge menschen zich zitten te vervelen. Ook in plaatsen, waar maar één school is, kan deze selectie over de verschillende klassen, hoewel minder doelmatig, worden toegepoet.

Een tweede punt is de leerstof en de leermiddelen. Hier dient veel te worden verwijderd, wat de zuivere verwezenlijking van den stijl kan belemmeren. Het voorbije, stijllooze tijdperk kende hier geen maatstaf.

Tenslotte, de wijze van doceeren en de persoonlijkheid van den leeraar zijn van groeten invloed.

2.

In een vorig artikel gaf ik een korte inleiding tot de rassenpsychologie, met de belofte er in verband met de school nader op terug te komen.

In ons land overweegt het Noordras, voor een groot deel uiterlijk, en zeker innerlijk. De stijl, waarin ons volk behoort te leven om gelukkig en groot te zijn, is de stijl van het Noordras. Dat dit op het oogenblik niet het geval is, ligt aan twee feiten: ten eerste de vermenging, verbastering kan er de schuld van zijn. Kijken we eens iii onze klas rond> dan zien we, dat de uiterlijke ge-