leidster, die een sprookje vertelt. Is het tijd voor de middagrust, dan gaan we bij zonnig warm' weer naar de lig’hal achter in den tuin en stellen daar de bedden op. Onze kinderen gaan in het middaguur niet naar huis, omdat ze daar‘toch den zoo noodigen middagslaap niet krijgen. Meestal worden ze dan door moeder met een boterham de straat opgestuurd.

Natuurlijk is het het grootste deel I geen weer om in onze hghal buiten te slapen. Dan gaan we naar binnen en zetten daar de bedden neer. ledere goede Kinderharten beschikt n.1., naast eenige dagverblijven waar we spelen, vertellen, zingen, knutselen enz.’ enz over een zgn. „Bewegungs-Ruheraum .

Zij vormt misschien wel het voornaamste onderdeel van iedere Kindergarten, want behalve de middagslaap, wordt hier de zoo belangrijke kindergymnastiek uitgevoerd. Buitengewone eischen stellen we hiëaan hygiëne, ventilatie, vloerbedel king en doelmatigheid der inrich ting.

Ju Bewegungs-Ruheraum hebben we slechts enkele noodzakelijke meubels, zooals eehige kasten voor het opbergen van onze bedden (lage neten bedden die door de kinderen zelf weggeborgen kunnen worden) en een bergplaats voor de dekens en kussens. Des te meer' ruimte we over houden voor de gymnastiek, zooveel te beter. De trots en de glorie van onze „Bewegungs-Ruheraum”, is de „Gymnastikecke”.

Zij biedt plaats aan het Hilfturngerat dat we voor de gezondheidsgymnastiek noodig hebben, zooals: turnstokken, hoepels, een ladder, zandzakken, kegels enz. Kapstokken met kleerhangers, waaraan we kleerzakken hebben genaaid, geven elk kind gelegenheid z’n kleeren voor de gymnastiekles weg te bergen en ze weer terug te vinden.

Tijdens het gymnastiekuurtje dragen de kinderen luchtige gymnastiekbroekjes, die door kruisbanden opgehouden worden en direct over het bloote lijf aangetrokken worden. Alleen zoo is het de' leidster rnogelijk lichte lichamelijke afwijkingen op het spoor te komen en controle over de lichamelijke reinheid der kinderen uit te oefenen.

En nu wat het turnen zelf aangaat. Onze kinderen turnen dolgraag. _Ze zouden het liefst eiken dag willen sporten.

„Tante, wann turnen wir”, dat is_ het eerste, wat we eiken dag opnieuw weer hooren. We turnen echter volgens een vast plan, en wel

zoo, dat ieder kind 233 maal in de week aan de beurt komt, terwijl we nooit meer dan 10 of 12 kinderen tegelijk laten oefenen. Zóó alleen kunnen we op ieder kind afzonderlijk letten.

De gyrnnastiek die wij uitvoeren heeft n.l. in de eerste plaats prophylactische waarde. Zij geeft ’t kinderlichaam weerstandsvermogen en beschermt het tegen vergroeiingen, platvoeten, ingevallen borst enz.

We noemen onze gymnastiek dan ook terecht Gesundheitsgymnastik, zooals iedere N.S.V. Kindergarten een „Gesundheitskindergarten” genoemd zou kunnen worden.

Lichamelijke bekwaamheid oefent tenslotte een grooten invloed uit op onze toekomstige levenshouding, en bepaalt mede het karakter der opgroeiende jeugd. De gymnastiek geeft onzen kinderen moed en zelf-

vertrouwen, en voedt hen op tot gemeenschapszin en kameraadschap. De opvoeding tot zindelijkheid en gevoel voor lichaamsverzorging sluit zich als vanzelf hierbij aan.

Het regelmatige poetsen der tanden, het steeds weer wasschen van de handen vóór het eten, de douches, de voetbaden, en de „Trockenreibungen”, ze worden voor het kind tot een gewoonte, en oefenen hun invloed uit, nog lang nadat het kind de kinderschoenen ontwassen is. Dat daarom de taak van de „Kindergartnerin” een buitengewoon verantwoordelijke is, zal wel voor een iedereen duidelijk zijn. In den Kindergarten worden de bouwsteenen gelegd voor -de Nationaal-Socialistische opvoeding der jeugd. M. L. M. SCHNEPPER, Kindergartnerin.

I L

Dr. P. Kieft, deutsche Gestalten”, Ein Dutzend Arbeitsstücke nebst Anhang zum Lesen, zum Uebersetzen, zum Studieren. Uitg. W. J. Thieme & Cie., Zutphen, 1942.

In de twaalf prozafragmenten staat steeds een prominente figuur uit de Duitsche geschiedenis in het middelpunt: Friedrich II von Hohenstaufen. Albr Durer. Jakob Fugger. J. S. Bach. Friedrich der Grosse. Joseph 11. Beethoven, Metternich, R. Wagner, Bismarck, Wilhelm 11, R. M Rilke. In den ~Anhang” wordt het idiomatisch materiaal uit de leesfragmenten samengevat, en als stuherhalingsstof voor de leerlingen, als controlemiddel voor den docent. Voor het doel (lees- en vertaalstof voor de hoogere klassen voor M. en V.H.O alsmede voor candidaten voor de akte L. 0.) lijkt het boek ons zeer geschikt. Het kwam uit in den ~Dietse Leergang” onder redactie van Dr. P. Kieft. ’ LAMMERTSE

Dr. C. W. Wormser, „Ontginners van Java”. Prof. I. J. Bezemer „Proza en poëzie van Oud- en Nieuw Java”. Dr. W. K. H. Feuilletau de Bruyn. „Tien moeilijhe jaren voor Landbouw en Industrie in Indië”. Dr. K. J. Brouwer en H. Geurtjens M.S C „Zending en Missie in Indië”, uitgegeven onder auspiciën van de yereeniging ..Oost en West” bij Uitgeverij W. van Loeve. Deventer, 1942.

Wormser geeft een overzicht van den pioniersarbeid der planters: de ~theeheeren” van de Preanger, de tabakkers en ..koffieboeren” van den Oosthoek en Kediri van de ontginners der kina-ondernemingen. Bezemer leidt ons op voortreffelijke wijze in de Oud-Javaansche letterkunde in aan de hand van het Sjakoentala, het Ramêyana en de Nagarakretagama. Voorts geeft hij een staaltje van Javaansche geschiedbeschrijving en van de Wajang-literatuur. Benige fabels en legenden sluiten dit belangwekkende werkje. Van groote beteekenis

is het boek van Feuilletau de Bruyn, waarin deze de sociale structuur der inheemsche maatschappij behandelt, de economische structuur van de dessa, de voedsellandbouw van Ned. Indië tijdens de crisisjaren, de bevolkingsexportgewassen in de jaren van 1929—1940, de maatregelen der regeering in de crisisjaren, de ontwikkeling van de Westersche en inheemsche industrie sedert 1929, enz. Over de zending en missie en alles wat daarmede samenhangt schrijven Dr. K. J. Brouwer (Protestant) en pater H. Geurtgens (R.K.). Zij geven ons een goed overzicht over de situatie der Kerk, het onderwijs, de medische hulp, enz. De boekjes zullen ieder belang inboezemen, die op de een of andere wijze rnet Indië verbonden was. De deeltjes zijn vaak geïllustreerd. De correctie kon beter.

LAMMERTSE Dr. J. Elema, „Alles oder Nichts”, Novellen und Kurzgeschichten von Emil Strausz, Wilh. Schmidtbonn, Will Vesper, Hans Franck en Karl Benno von Mechow. Für den Schulgebrauch herausgegeben. W. J. Thieme, Zutphen. 1942.

De serie novellen enz. kwam uit in de Deutsche Bücherei onder redactie van Dr. P. Kieft. Elema zocht allemaal novellen uit van nog levende auteurs en heeft zich hoofdzakelijk bepaald tot die prozastukken, waarin een bepaalde idee tot uiting komt: overal zet een mensch zich met volle overtuiging en overgave in voor datgene, wat hij als het belangrijkste in zijn leven beschouwt. Er zijn goede en minder goede bij. Tenslotte geeft Elema van de geciteerde auteurs een korte biografie en reeksen vragen over de leesstof. Geslaagd. LAMMERTSE

Heinz Maassen, „Over de Maas”, Het afdwtngen van den overtocht bij Monthermé, met 24 afbeeldingen geautoriseerde vertaling. Uitgeverij ~Westland”, Amsterdam, 1942.

Heinz Maassen maakte met een bataljon jagers den Maasovertocht bij Montnerme mede, en als ge dit boek leest, dan maakt u het ook mee! Dan vergeet ge uw omgeving en gaat geheel en al in het boeiende relaas op. Het is goed om dit boek te lezen, het staalt ons en het geeft ons inzicht in den offermoed van den Germaanschen soldaat. Het beschaamt ons bovendien in onze werkeloosheid en het doet ons afgrijzen van een cultuur, die negers voor zich uitschoof I pe uitgave i§ keurig verzorgd; de vertaling goed, LAMMERTSE