De invloed der erfelqkheid^ gezien vanuil een paedagogisch-psychologisch slandpunl')

A. DUMOULIN:

e er mensch is geneigd punten van overeenkomst te zoeken tusschen hem bekeride ouders en hun m eren. n inderdaad, vaak zijn er ook heel wat punten van overeenkomst aanwezig, zij t al met met ue beide ouders, dan toch met één van hen. Niet altijd evenwel. Soms treilen we dan weer typeerende eigenschappen aan, die grootouders ol andere bloedverwanten eveneens vertoonen of vertoonden. Heel veel regelmatigheid evenwel schijnt -er toch voor den leek met m het erven yan die eigenschappen te zitten, althans het IS zeer moeilijk die regelmatigheid erin op te sporen. Dat het toch gelukt is de wetten te vinden, die het al of met overerven van eigenschappen beheerschen, danken we aan de beoefenaars der genetica, die vooral na 1900 met onverflauwde energie bezig zijn, ons op dat uitgebreide en zeer be- gebied voor te lichten.

Want dat het vraagstuk belangrijk IS, hebben b.v. onze landbouwkundigen, tuinbouwkundigen, vee. lokkers, geneesheeren, paedagogen,

1) Hoewel wij het met enkele gedeelten toTh genoeg, om haar ter kennis van onze leden te brengen. h. O.

juristen, sociologen al lang begrepen. En ook de zeer uitgebreide literatuur, die er op dit gebied bestaat, bewijst het al.

De mensch evenwel is nooit een goed object -yoor erfelijkheidsproeven geweest, omdat men over veel te weinig goede stamboomen kan beschikken. En om wetenschappelijk juist en goed te werk te gaan, moet de geneticus kunnen beschikken over materiaal, waarvan de eigenschappen in betrekkelijk korten tijd en bij een groot aantal verschillende geslachten bestudeerd kunnen worden. En' ook wij laten nu hier even den mensch rusten om in het kort de meest elementaire kennis te bespreken, die voor een goed begrijpen der dingen, waar het om gaat, noodig is.

Van de 3 rijken, waarin men de natuur verdeelt, is de grens tusschen het delfstoffenrijk eenerzijds en het planten- en dierenrijk anderzijds, het eenvoudigst te trekken. En één van de in het oog foopende verschillen tusschen die twee bovengenoemde groepen is dit, dat de vertegenwoordigers van het plantenen dierenrijk zich voortpjanten.

Niet altijd behoeven we bij die voortplanting te denken aan een

vermenigvuldiging langs geélachtelijken weg. Integendeel, de z.g.n. vegetatieve of ongeslachtelijke vermeerdering is niet alleen bij planten maar ook bij dieren (zij het dan ook alleen bij de lagere) een gewoon verschijnsel.

De gewone zoetwaterpolyp is uit het dierenrijk een sprekend voorbeeld en in het plantenrijk zijn er voorbeelden te over.’ De wijze, waarop bij onze vaste planten elk jaar weer uit bollen, knollen en wortelstokken nieuwe planten ontstaan, heeft met geslachtelijke voortplanting niets te maken. Het vormen van uitloopers door de aardbeienplant, waaraan wij het te danken hebben, dat uit een paar dier planten binnen betrekkelijk korten tijd een groot aantal jonge plantjes gevormd worden, is eveneens een zuiver vegetatief verschijnsel.

Bij stekken en afleggen vormen zich nieuwe planten op een absoluut ongeslachtelijke wijze. En ook in de wereld der z.g.n. lagere planten tot en met de ééhcelligen toe, zien we overal hetzelfde. Ook behoeven het niet altijd bepaalde deelen of liever cellen aan bepaalde deelen van het levend organisme te zijn. die aan

Slot van pag. jf.

mogelijk de moeilijkste elementen zijn loevertrouwd.

o-pitrhW’ »oPt'oeders in dft hun «rkpj? moeten zijn dat hun arbeid evenzeer opbouwend element is in het groote geheel van ï H van de onderwijzers gerekend moet

u u -A ■ • • tPrnT m positie, gekenden op het waschhjstje der personeelsbezetting yam het groote gesticht, waar U ■pTAt • 1 Het Opvoedersgilde is er ook voor

. TT j JNiet om U van vandaag op morgen aan het hoofd van de gemetamorphoseerde opvoedingsinrichtmg te stellen, welke moet groeien uit Tr der gestichts-opvoeding . Gij beoe me uiverig te zijn, dat er yan U iets geeischt zal worden, waartoe Ge met in staat zoudt blijken. Eerst als Ge aan Uzelf bekend

zult hebben, dat ook U behoort te treden in de rijen der bewuste werkers, die mee willen bouwen aan de opvoeding van de jeugd ook die m gestichten in volkschen geest, dan eerst vragen wij U den stap te doen, dit ook te bekennen voor aneenige 'organisatie van allen, die zich hun levensweg zien , aangewezen op het terrein der opvoeding: het Opvoedersgilde 1

Trek dan mee op naar het ideaal van saamhoorigheid van allen, .die jeugdzorg tot levenstaak kozen en tracht U, door zelfontwikkeling binnen de rijen der gildebroeders en met gebruikmaking van de voor dezen geboden ontwikkelingskansen, op te werken uit de bescheidenheid Uwer huidige positie naar den dageraad van een beter verschiet.

Aarzelt Ge nog? Oh, dat laat zich mdenken. Te velen onder U zien nog te zeer op naar den „Directeur , dan dat ze het wagen zouden, zelfstandig een besluit te durven nemen. Maar als Ge U voelt gegrepen door de machtige kolking

van den nieuwen tijd en U zich gedragen weet door' de aanrollende branding, die U hoog boven de neerdrukkende krachten doet uitstijgen, schroom .dan niet om te getuigen, dat er is een stuwing ten dat er is een roep ten bundelende arbeidsontplooiing, waardoor „opvoeder” en wijzer” naast en met elkaar”in gesloten rij zullen optrekken, voor de verwezenlijking van een volksche opvoeding van een vaderlandsche jeugd, langs nieuwe banem

Een gezamenlijke strijd voor nieuwe id'ealen, met een inzet van den heelen mensch,'maar met de mogelijkheid voor elk: zich een bestaanszekerheid te verwerven gebaseerd op' de vorming in de eerste plaats van een gelukkig gezin, als grondslag eener weldadige sfeer voor het uitdragen van eigen krachten naar gezamenlijke doeleinden! Aan U, thans Üw plaats in te nemen!

A. VAN ’T SANT'