Jaarverslagen van Gezondheidscommissies.

Culemborg, Afgezien van het voorkomen van vele gevallen van roodvonk en diphtherie in enkele gemeenten gaf de algeheele gezondheidstoestand geen reden tot bijzondere opmerkingen.

Het aantal sterfgevallen bedroeg dit jaar 470, waaronder begrepen 20 levenloos aangegeven kinderen. Het sterftecijfer was 12,4 per 1000 inwoners.

In 1928 was het 10,9 In 1923 was het 11,5 „ 1927 „ „ 12,9 „ 1922 „ „ 14.-

„ 1926 „ „ 13,5 „ 1921 „ „ 13,1

„ 1925 „ „ 11,3 „ 1920 „ „ 13,64 „ 1924 „ „ 12,5

Boven het gemiddelde waren Deil (17,5) Est en Opijnen (17,4), Buren (16,8) en Beesd (14,1), terwijl Lienden juist het gemiddelde (12,4) bereikte en Wadenoyen wederom het laagste cijfer (8,8) had. Behalve Wadenoyen bleven onder het gemiddelde Culemborg, Beusichem, Maurik, Buurmalsen en Geldermalsen.

Het aantal sterfgevallen van kinderen beneden het jaar was 36, dat is 7,7 per 100 overledenen.

In 1928 was het 4,9 In 1923 was het 13,7

„ 1927 „ „ 7,3 „ 1922 „ „ 11,6 „ 1926 „ „ 10,6 „ 1921 „ „ 19,6

„ 1925 „ „ 8,6 „ 1920 „ „ 13,49 „ 1924 „ „ 12,6

Boven het gemiddelde waren Est en Opijnen (12,2) Beusichem (13,3), Lienden (11,1), Beesd (10,8), Geldermalsen (8) en Culemborg (8), terwijl het laagste cijfer had Deil (2,6) en beneden het gemiddelde bleven Maurik, Buren, Buurmalsen, Wadenoyen en Zoelen.

Het sterftecijfer van kinderen beneden het jaar per 100 levend geborenen was 4,8.

In 1928 was het 2,5 In 1923 was het 6,5 „ 1927 „ „ 4,6 „ 1922 „ „ 6,6

„ 1926 „ „ 6,7 „ 1921 „ „ 9,8 „ 1925 „ „ 4,5 „ 1920 „ „ 6,6 „ 1924 „ „ 6,87

Het hoogste cijfer had Est en Opijnen (16), het laagste Dell (2,3);