De vrees van edele philanthropen, dat wij ons door een zoogenaamd rationalistische naturalistische eugenetiek zullen berooven van die elementen der samenleving, die ondanks hun lijden en zwak gestel, toch geestelijk waardevol kunnen zijn voor hun medemensch en ook voor zich zelf, doordat ze leeren hun lijden heldhaftig en vertrouwend te dragen en er geestelijke winst uit te halen deze vrees behoeft m.i. niet te hoog worden aangeslagen, daar wij bij al onze maatregelen steeds voor verrassingen zullen blijven staan. Onze menschelijke kennis immers zal hier ik zou haast zeggen gelukkig gebrekkig blijven, evenals bij die van de weervoorspelling. Bovendien vormen de erfelijke kwalen soms een groot, soms een minder groot deel (bij blindheid en halfblindheid ± een derde, bij doofstomheid minder, bij zielsziekten meer) van alle minderwaardigheid en onvolwaardigheid. Zelfs al ging de utopie in vervulling om ze allen te kunnen uitroeien, dan nog bleven als bron van leed en als geesels der menschheid: tal van ziekten en gebreken, bevallingsgevaren, dood, ongevallen, rampen, zonde, geestelijke conflicten, zorgen, armoede, werkloosheid, aan welke laatste voorloopig wel geen economische ordening een einde zal maken. In ieder geval genoeg voor den mensch, die altruïstisch wil leven. We zullen zeker niet vergeten dat er bestaat een mens sana ook in corpore inSano, maar wie de vele voorbeelden met ontroering gezien heeft van een menschelijkerwijs onherstelbare mens insana, dikwijls nog in corpore insano, die mag daarbij de handen niet pessimistisch in den schoot leggen maar moet uitzien naar wat zijn hand ter leniging en voorkoming te doen vindt.

Raadgevingen en maatregelen voor eugenetische doeleinden moeten weloverwogen en gerechtvaardigd zijn. In dit opzicht verdient ten volle de aandacht het pionierswerk van prof. E. Rüdin, directeur van het Kaiser-Wilhelms-Institut f. Genealogie und Demographie der deutschen Forschungsanstalt für Psychiatrie te München. Op grond van persoonlijke vragen van consciëntieuze huwelijkscandidaten, is hij tot de overtuiging gekomen hoe noodzakelijk het is, dat men vooral op geestelijk gebied en dat niet alleen bij ongunstigen, maar ook bij gunstigen aanleg, èn ook op lichamelijk gebied een erfelijke prognose kan stellen. Het wezen der erfelijkheidswetten bestaat nl. hierin, dat het waarschijnlijk-