2°. Een bij uitstek edel ras, in den zin van cultuurdrager, is het Arische, speciaal het Noordsche onderras. De komst van dit ras heeft overal ter wereld aanleiding gegeven tot het ontstaan van een cultuur. De laatste dezer cultuurgolven is de Germaansche geweest, aanleiding tot de Europeesch-Amerikaansche beschaving.

3°. De groote haard van Noordsch bloed ligt in N.-Duitschland.

Uit deze drie grondstellingen ontwikkelt het Duitsche N.-S. min of meer consequent de theorie van de noodzakelijkheid van a) de raszuiverheid van het Duitsche volk, b) het uitdragen van de Duitsche cultuur, zoo noodig te vuur en te zwaard.

De brochure kant zich voornamelijk tegen stelling 2° en 3°; het erfelijkbiologisch aspect van de zaak schijnt den schrijver minder vertrouwd te zijn.

Nadat nog op p .15 eenige, vóór stelling 3° sprekende, feiten naar voren zijn gebracht, is de rest gewijd aan bestrijding.

Speciaal wordt erop gewezen, dat het woord „Arisch” ontleend is aan de taalwetenschap en niet zóómaar in de raswetenschap mag worden gebruikt. Een Arisch volk is een volk, dat een Arische taal spreekt, (d.w.z. een taal die een zekere gelijkenis vertoont met de oude, deels hypothetische Indogermaansche „oertaal”). Met ras heeft dit niet te maken, slechts wijst de vervorming van de oertaal op vermenging van Indogermaansche kolonisten (heerschers) met de autochtone bevolking van ander ras. Ook het Indogermaansche oervolk was hoogstwaarschijnlijk van gemengd ras. Min of meer Arische talen worden gesproken door volken van zeer verschillenden herkomst. Juist het Germaansch is een van de minst Arische talen: „de Germanen zijn wel Arisch gaan spreken, maar geen Ariërs geweest” (p. 30). Ook op enkele andere gronden tracht Schr.dit aan te toonen.

Verdedigd wordt de hypothese dat de bakermat der Indogermaansche talen rond de Zwarte Zee zou hebben gelegen.

Echter wijst alles erop, dat rasvermenging al sinds lang en in voor-historische tijden heeft plaats gehad.

Wat echter de cultuur betreft, wordt (Hoofdst. 4) naar voren gebracht, dat deze, in tegenstelling met de taal ,vermoedelijk niet van het „Indogermaansche oervolk”, maar uit het niet-Arische Voor-Azië afkomstig is; speciaal de Semieten worden in dit verband genoemd.

Het laatste hoofdstuk van de zeer lezenswaardige brochure is meer emotioneel gesteld, en zwakker van argumentatie dan de rest. Uit polemisch oogpunt gezien is het b.v. onjuist Heine te noemen als groot Duitsch dichter, en Marx en Rosa Luxemburg als profeten, daar de eerste door de N.S.D.A.P. niet wordt erkend als Duitscher, en de laatsten niet als weldoeners der menschheid.

F. Schrijver ‘).

1) Het adres v. d. schrijver is Woerden, Oostdam 12