1730 als Directeur-generaal weer uit terug te keeren. Zijn Indische carrière: 1712 Shabandar te Batavia, 1717 Raad extra-ordinaris, 1720 regeerings commissaris op Ambon, 1721 Raad ordinaris, wijst er wel op, dat wij in hem met een energiek en vermoedelijk bekwaam man te doen hebben. Maar niet onbedenkelijk klinkt het bericht, dat hij door de „Heeren XVII buiten dienst en gage” naar Holland ontboden werd. Als een bewijs van energie mag waarschijnlijk ook wel het feit beschouwd worden, dat hij viermaal trouwde. Uit die huwelijken had hij twee zonen en vijf dochters, die wij in de volgende filiatie zullen terug zien.

In Indië moet hij heel rijk geworden zijn, want hij kocht in 1733 een huis in Amsterdam, en bouwde daarenboven te Eemnes het huis Groeneveld, waar hij in 1737 overleed. Bicker Raye schrijft daarover: ~Is de Heer Hasselaer, geweesen Directeur-Generaal op Batavia, aan een bloedspuging op sijn buytenplaats te Eemnes overleden, nadat hij kort te voren seffens was herstelt van de mannenpokken”.

Deze Cornelis Hasselaer was geboren te Enkhuizen, als zoon van Cornelis (Fil. V. No. 121) en Susanna Tack. Zijn vader was chirurgijn, en had zich in de Langestraat te Amsterdam gevestigd, waar hij ~onder bekrompen omstandigheden leefde” en in 1690, op 53 jarigen leeftijd overleed. De grootvader, Pieter Cornelisz. Hasselaer (Fil. IV No. 65), boven reeds genoemd, bereikte slechts den 40 jarigen leeftijd en was van Amsterdam naar Enkhuizen gegaan, waar hij controleur der convooyen en licenten was geworden.

Hieruit mag dus misschien wel worden afgeleid, dat de energie en de lust tot het onbekende en verafgelegene, die in grootvader en vader hadden gesluimerd, in den zoon weer ontwaakt waren. Uit hem stammen de twee takken der thans nog bestaande familie Hasselaer: Hooft-Hasselaer en Sautijn-Hasselaer.

Door de dochters van dezen Cornelis werd Hasselaerbloed gebracht in de families Pasques de Chavonnes, Hooft, Hartsinck (2 maal) en Lijnslager, die wij dus in de zevende Filiatie zullen ontmoeten.

Nog een andere Hasselaer uit de 6e filiatie verdient onze aandacht, n.l. Gerard Aernout (No. 196), de zoon van Gerard (Fil. V. No. 111) ex van Collen Susanna. Hij was een Amsterdamsche advocaat, zeer rijk, als raad, schepen en burgemeester in de regeering van Amsterdam, representant van den stadhouder, minister-president bij het sluiten van den vrede van Aken, boekhouder, kapitein en colonel der burgerij, curator der ~Illustre Schole”. Van hem zegt Bicker Raye:

~Zeer resoluut, genereus, nobel en weldadig, braaf Heer, voorstander van Kunsten en Wetenschappen, waarvan hij goede kennis had, alsmede een seer groot liefhebber van zeylen, dat hij mede wel verstond”.

Een ander oordeel, van Warin in 1762, luidt weliswaar minder prijzend ~dat de Amsterdammer Regeering allerellendigst geconstitueert is, niet als eyge interest, exept alleen Hasselaer, doch die so luy, distrait en op syn seylen en plaisiers gestelt is, dat hij nergens nae om siet”, maar