een aanhangsel (Overzicht van de nieuwste bevolkingsontwikkeling in het Duitse Rijk en in Europa, met een kritiek daarvan 1933 en 1934).

Het centrale onderwerp is de Duitse bevolking van biologische zijde beschouwd (aantal, leeftijdstruktuur, geboorten, sterfgevallen, huwelijken, ziekten), dit verder in verband met de Europeese bevolking en in ’t kort met de wereldbevolking. Vervolgens volkse, economische, sociale en kulturele bevolkingsinvloeden (ruimte, stad en land, godsdienst, beroep, sociale stand, inkomen, tweekindersysteem, wereldoorlog, economische crisis, werkloosheid, dynamiek, Duitse bev.: nog-niet-werkbekwamen, werkbekwamen en niet-meer-werkbekwamen; huw'elijk en kapitaal en woningen, weerbare bevolking, enz.).

Duitsland is een verouderd land met een steeds teruglopend geboorteoverschot. Bij voortzetting is inkrimping der bevolking te verwachten van 65 millioen in 1935 tot ± 30 m. bij het einde van de 20ste eeuw, met mogelijke gevolgen: vermindering van gebouwen, personeel, huisraad, uitzet; gevaar voor „omvolking” (bezetten van open gekomen plaatsen door vreemde elementen); crisis van ziekte- ouderdoms- en invaliditeitsverzekering (een grooter aantal rentegerechtigden en steeds kleiner wordend aantal renteplichtigen).

Noord-, Midden- en 'West-Europa heeft neiging te verminderen in aantal en te verouderen (Nederl. maakt uitzondering). Zuid-Europa heeft nog normale bevolkingsaangroei (Italië, Spanje), maar Frankrijk heeft geboortetekort (sterfte overschot). Oost-Europa: groote aanwas, terwijl het sterftecijfer nog veel verlaagd kan worden (Slavisch gevaar).

De wereldbevolking heeft nog zoowat overal normale aangroei. De blanke bevolking neiging stationair te blijven (N. Amerika en Z. Afrika). In de blanke bevolking heeft het Germaansche gedeelte neiging tot verminderen en verouderen. De gekleurde bevolking groeit aan (Japan).

Aanhangsel. Vermeerdering van het aantal huwelijken in verg. met het voorafgaand jaar: 1933 (24%), 1934 (17%); id. geboorten; 1922 (2,2% verminderd), 1934 (25% vermeerderd). In vergelijking met andere Europeese landen heeft Duitsl. de grootste wijziging en m. n. in toenemende zin. Echter doen deze cijfers nog geen aanzienlijke bevolkingstoeneming verwachten, want om de in gang zijnde vermindering tegen te houden, hadden de cijfers ’33—’34 nog 45% hoger moeten zijn, bovendien is het nog de vraag of deze cijfers stand zullen houden als de toeneming der vroeger, wegens politiek en economisch ongunstige toestand, uitgestelde huwelijken zal zijn uitgewerkt. S. is van mening dat vermindering van bevolking en daarmee gepaard gaande veroudering, ongunstig is voor de volkse, economische, sociale en kulturele toestand van de bevolking. Vermeerdering is gunstig op al die gebieden. Overbevolking is ongunstig, doch vooreerst niet te vrezen. S. geeft vervolgens een praktische bevolkingspolitiek. C. K. P.