HET BEGRIP PARENTEEL

Wel is waar werd over het begrip Parenteel meermalen het een en ander door mij in het midden gebracht, maar toch bemerkte ik telkens opnieuw, dat de beteekenis van deze benaming aan tal van ontwikkelde menschen nog onbekend was, terwijl bovendien een samenhangende beschouwing over de waarde van het begrip parenteel voor de Erfelijkheidsleer volstrekt nog niet overbodig behoeft te worden geacht.

Den term parenteel vernam ik vele jaren geleden voor het eerst uit de mond van wijlen mijn vriend Mr. J. Th. a Th. van der Hoop, den verdienstelijken genealoog-historicus. Volgens zijn mededeeling was parenteel in het dynastieke erfrecht de naam voor een bepaalde soort erfopvolging,met gelijk recht voor de vrouwelijke als voor de mannelijke lijnen, zoodat geen enkele nakomeling van de successie werd uitgesloten. Een dergelijke opvatting van erfelijkheid nu leek in volkomen overeenstemming met de voorstellingen daaromtrent in de biologie, die voor de overgroote meederheid der erfelijke eigenschappen gelijkwaardigheid tusschen beide sexen aanneemt. Daarom leek mij het woord Parenteel een zeer geschikte benaming voor het geheel der afstammelingen van een bepaald echtpaar, geordend naar de opvolgende generaties, die in dit geval als filiaties moesten aangeduid worden.

Van der Hoop voegde aan zijn uitleg over het begrip Parenteel in het menschelijk erfrecht toe, dat hij in tal van gevallen had kunnen vaststellen, hoe op een oorspronkelijke aangroeiïng der parenteel in ledenaantal, in de latere filiaties weer een inkrimping volgde, zoodat de parenteel na een zeker aantal generaties ten slotte uitstierf. Hij vergeleek daarom zulk een parenteel met een blad, dat met een steel beginnend, zich eerst verbreedt en daarna weer tot in een eindpunt versmalt. Nadenkend over van der Hoop’s mededeelingen kwam ik al spoedig tot het besluit, dat er twee soorten van parenteelen onderscheiden moesten worden, maar dat van der Hoop bij