De door Benedict geconstateerde langzame (40—35 per minuut) polsfrequentie der Maya-Indianen staat als ongeanalyseerd feit opgeteekend. In hoeverre bij dit ras een aangeboren, eventueel op later leeftijd zich manifesteerende, vagotonie bestaat, is onbekend.

Wat den bloeddruk betreft, is volgens Durig, Teuber e.a. bij de meeste rassen het gevonden gemiddelde lager dan bij de blanken. Vooral Chineezen, Hindoes en de bewoners der Philippijnen zouden een belangrijk lageren bloeddruk vertoonen. Stigler wees op grond van de literatuur erop, dat over een rassenverschil, wat den bloeddruk betreft, weinig te zeggen valt, daar de invloed der exogene factoren bij blanken niet voldoende bekend is.

Zijn de gegevens over specifieke verschillen in deze relatief constante menschelijke eigenschappen dus zeer poover, zij toonen echter nogmaals, hoezeer de geheele menschheid als één „soort” te beschouwen is. Verschillen in physiologisch opzicht zijn indien aanwezig stellig secundair en kunnen evenzeer door het temperament, de levenshouding, de cultureele gewoonten enz. bepaald zijn, als ook door voeding en klimaat.

Eenige zekerheid omtrent zelfs geringe erfelijke verschillen bestaat er niet.

Beschouwen wij ten slotte de basaalstofwisseling, waarover naast oudere gegevens (Eykman) ook nauwkeuriger uitgebreider nieuwere onderzoekingen bekend zijn. Bij deze laatste zijn ook de vele invloeden, die de basaalstofwisselingen bepalen, in aanmerking genomen en vooral de correcties voor leeftijd, lichaamsoppervlakte en sexe aangebracht.

F. G. Benedict en Radsma hebben wel de meest betrouwbare gegevens verzameld. De laatste vond tusschen inlanders en Europeanen in Ned.-Indië geen noemenswaard verschil. Benedict onderzocht op meerdere expedities vele rassen. Hij constateerde, dat bij de Maya-Indianen de stofwisseling 6,5% hooger was dan bij de blanken. In Madras vond hij bij de inboorlingen een afwijking van 17.4%, bij de Australiërs van l4 tot 16%. Terwijl al deze verschillen ten deele aan klimaat en vooral aan de voeding kunnen worden toegeschreven, meent Benedict, dat er toch ook wel rasverschillen bestaan. Deze conclusie steunt vooral op het geconstateerde verschil tusschen Chineesche vrouwelijke studenten aan de Amerikaansche Universiteiten in vergelijking met hun blanke