collega’s. Daarbij waren klimaat en voedingsinvloeden gelijk en hadden toch de Chineesche meisjes 9% lager stofwisseling. Of dit verschil op een onderscheid in de schildklierfunctie berust is echter niet te zeggen.

Tenslotte moge nog een onderzoek van Genna worden genoemd, die de stofwisseling van Arabieren en blanken in Lybië in verband met den leeftijd bestudeerde. Hij vond daarbij, dat op jeugdigen leeftijd de stofwisseling der Arabieren hooger was, op later leeftijd (boven de 30 jaar) echter lager. De onderstelling, dat dit feit in verband te brengen is met het z.g. vroeg oud-worden der primitieve rassen, is wel zeer gewaagd.

Veel belangrijker dan de hier vermelde geringe verschillen, is het reeds door Eykman in 1896 vastgestelde feit, dat de bewoners der tropen vrijwel dezelfde basaalstofwisseling bezitten als de bewoners der gematigde zonen. Van uit het gezichtspunt der doelmatige aanpassingen zou men immers kunnen verwachten, dat de tropenbewoners een geringere stofwisseling en dus een geringere warmteproductie zouden vertonnen. Dit is niet het geval. Om hun lichaamstemperatuur constant te houden, moeten de tropenbewoners en wel Europeanen zoowel als inlanders hun warmte-afgifte door vermeerderde huidcirculatie en sterk zweet en vergroot en, een uit energetisch oogpunt ondoelmatige regeling. Ook dit feit wijst echter in de richting van de eenheid van het menschelijk geslacht, hoewel conclusies ten aanzien van een ontstaan van den mensch in een bepaald, b.v. subtropisch klimaat, er m.i. niet uit getrokken kunnen worden.

Wat tenslotte de gevoeligheid, de z.g. drempelwaarde der zintuigen betreft, ook hier bestaan er tusschen de rassen geen verschillen. Alles wat gevonden is omtrent het scherper zien en hooren van primitieve volken berust op verschillende instelling tegenover de vormen en geluiden der buitenwereld, verschil in aandacht concentratie en stabiliteit, maar niet op een eenvoudig physiologisch verschil der drempels. Bovendien moeten wij opmerken, dat een onderzoek naar de drempelwaarden van eenvoudige zintuigelijke gewaarwordingen geheel gebaseerd is op de oudere zintuigphysiologie, die de complexe waarnemingen niet als primaire functies, maar als opgebouwd uit elementaire gewaarwordingen opvatte. Hieruit reeds volgt, dat met een onderzoek op dit gebied geheel opnieuw moet worden aangevangen.

19