Men bedenke evenwel, dat zij ten opzichte van hun cultuur onderschat zijn, alsmede ten opzichte van hun natuurlijke gaven. In Amerika is gebleken, dat zij zich zeer goed kunnen aanpassen; men zegt, dat zij bijna even gemakkelijk van taal kunnen veranderen als wij van een kleedingsstuk. Dat komt overeen met de studie van Edmond Césard in „Anthropos”, die wijst op den groote rijkdom en de plooibaarheid der Bantoe-talen; de praestaties der kinderen op school zijn niet zwak in vergelijking met die van andere. De negers hebben aanleg voor kunst, muziek, beeldende kunst en zijn geschikt voor godsdienstige vorming, aldus Césard. Het vermogen van den neger, zich in woorden uit te drukken, schijnt niet gering te zijn. Men verneemt vaak, dat zij geen traditie hebben. Men zij voorzichtig. Fourie zegt in zijn studie over de Amandebele, een kafferstam, dat zij vrij veel weten van hun historie, al hebben zij geen geschreven documenten. „De natuurmensch heeft gelukkig een goed geheugen”, aldus Fourie. Fr wordt mij van bevoegde zijde verzekerd, dat de negers van de Goudkust eveneens kennis van hun geschiedenis van eeuwen her hebben. F. Fischer spreekt van armoede aan voorstellingen bij de negers. Maar de ervaring o.m. vari Père Trilles leerde ons juist de groote schat van sagen en legenden van de Pygmaeën kennen; die wordt bij andere groepen (Bantoe-stammen) ook gevonden. De negers worden wel als natuurvolken tegenover de z.g.n. halfcultuurvolken en de cultuurvolken geplaatst. Maar zij zijn niet van cultuur verstoken, hebben in menig geval een aanmerkelijke cultuur. Deze werd behalve bij de Pygmaeën o.m. bij de Bergpapoea’s gevonden, hetgeen Bylmer aanleiding is, het woord aan te halen: „Civilized man has much to learn from primitive man”. De bestuursqualiteiten van den neger schijnen niet groot te zijn, zooals in Liberia en Haïti blijkt. Overziet men het bovenstaande, dan kan men zeggen, dat het Negride hoofdras iets kinderlijks heeft. De neger is onbevangen, argeloos, speelsch. „Socalled savage man laughs aloud with j0y.... We mask our feelings”, aldus A. W. Cardinall in zijn boek „In Ashanti and Beyond”. Zijn inprentingsvermogen, zijn genoegen aan spel en dans en zijn streven zich te tooien zijn wellicht mede aannemelijke redenen, om de Negride groep van ons standpunt gezien te bestempelen als het kinderlijke hoof dras. Albert Schweitzer, die reeds jaren onder de negers vertoeft, zegt in zijn pas verschenen boekje: „Afrikanische Geschichten”: