DE BIOLOGISCHE ONDERGROND VAN DE CRIMINALITEIT

Tweelingen, criminaliteit en karakter. I. Het Probleem

DOOR Dr. P. J. Waardenburg (Arnhem)

De vraag, die ons in dit opstel zal bezighouden is deze; Heeft de misdaad een biologischen ondergrond? Men kan reeds tevoren voorspellen, dat het niet gemakkelijk zal zijn de aldus kort geformuleerde vraag te beantwoorden. Want er werd al dadehjk geen rekening gehouden met de verschillende soorten van misdaden. Er zijn wetsovertredingen, die men als bagatel kan beschouwen, naast andere, die tot de meer of minder ernstige vergrijpen gerekend moeten worden. Er zijn daden, die men pas vanaf een bepaalden leeftijd tot misdaden gaat stempelen n.l. vanaf het oogenblik, waarop men van bewuste verantwoordehjkheid mag spreken. Voor kinderen beneden de 16 jaar gebruikt de vroegere kinderrechter Mr. de Bie liever het woord botsing dan misdaad.

De zooeven genoemde vraag is wel degelijk goed gesteld, wanneer daarbij de bedoeling voorzit naar een eventueelen biologischen ondergrond te informeeren. Want dat de misdaad als zoodanig geen biologisch, maar een sociologisch verschijnsel is, is volkomen duidelijk. En ook, dat men iemands misdadigheid niet kan afmeten aan zijn officiéél strafregister. Wij willen weten, in hoeverre aangeboren geërfde neigingen in het spel zijn en of het aan de mazen der wet ontsnappen wellicht op aangeboren pienterheid en geraffineerdheid en het in den val loopen o.a. op aangeboren domheid en kortzichtigheid kan berusten.

Reeds in den aanvang wil ik een misverstand onderscheppen. Stel eens, dat het resultaat van wetenschappelijk onderzoek zou uitwijzen, dat een geërfde aanleg een rol van beteekenis vervult bij het tot stand komen van misdadigheid, moet men dan spreken van een

9

Afkomst en Toekomst VI