nen of bloeien.” Als belangrijke psychisch-hygiénische factor geldt de voldoening van den arbeid. Belangrijk is ook de samenstelling van de groep, met welke men samenleeft. Sterke tegenstellingen komen voor in elke grootere gemeenschap.” Noch door prediking, noch door marteling van ketters of joden, noch door censuur. Leerplichtwet of Zondagswet, zijn deze tegenstellingen te vervagen.

„In sommige landen rekent de overheid het tot haar taak, zelve de geestelijke inhouden der burgers te vormen. Doch wie de waarheid het zwijgen oplegt, moet den leugen spreken. De schennis der geestelijke vrijheid leidt van concentratiekamp tot oorlog en bedreigt aldus de beschaving met ondergang.”

Tot de factoren, die voor „psychische woning en meubileering” zorgen, rekent de schrijver: godsdienst, wetenschap, vakmanschap, kunst, politiek en liefhebberij. In Nederland vormt veelal een kerkelijke organisatie een psychisch mikroklimaat met eigen scholen, eigen vakopleiding, eigen hooger onderwijs, eigen wijsbegeerte, eigen ziekenhuizen en een eigen politieke overtuiging.

Besproken wordt ten slotte hoe de mensch zijn bestemming zal bevorderen, met verwijzing naar Carrel’s vrijwillig eugénisme, Metchnikoff’s Joghurt en Huizinga’s Katharsis als richtingen terzake uit de literatuur.

De rede eindigt in optimistischen zin. Als zoodanig gelden de woorden van Voltaire: „Travaillons sans raisonner, c’est Ie seul moyen de rendre la vie supportable” en „II faut cultiver notre jardin.”

Ten slotte heeft de natuur in den mensch de kiemen gelegd voor een functioneele toepassing van Recht, Moraal, Redelijkheid.” Stellen wij dan ons vertrouwen in de Natuur door te onderstellen, dat het ’s menschen biologische bestemming is, zich een passend, de aarde omvattend, psychisch milieu te bouwen. Daarbinnen zal de menschheid het beste wat in haar is aangelegd, kunnen ontwikkelen tot de volledige ontplooiing van haar verschijning. [„Aanleg en verschijning”, Stadsdrukkerij Amsterdam, 1940, 19 pp].

Totale kleurenblindheid. Deze ziekte, welke gepaard gaat met een hooge graad van gezichtszwakte, komt zelden voor. Sanders kwam als resultaat van een enquête 23 gevallen in 18 families in Nederland te weten, waarvan 20 gevallen in 16 families konden worden teruggevonden. Er waren 9 mannelijke en 11 vrouwelijke zieken, zoodat er geen invloed van het geslacht is. Verondersteld wordt, dat de totale kleurenblindheid erfelijk recessief is, doch de motieven voor deze meening zijn niet overtuigend. [Genetica 2i, 1939: 280—284].

Zwakzinnigheid. Een uitgebreid familie-onderzoek (5 generaties, 78 personen) met betrekking tot het vóórkomen van verschillende vormen van zwakzinnigheid is door Sanders en Swanenburg de Veye gepubliceerd. Hun onderzoek wordt voortgezet en met het trekken van conclusies wordt gewacht op verdere resultaten, welke met belang-