De filiaties VII en VIII zijn nog niet uitgestorven; van de Vlle ontbreken veel gegevens,

De getallen, waarop de volgende gegevens zijn gegrond, vindt men in de tabellen in Bijlage 11, welke uitsluitend op de parenteel Pels-Noirot betrekking hebben. Voor de andere parenteelen zijn gelijksoortige tabellen samengesteld, voor zoover dat mogelijk was; wij nemen deze echter niet op, omdat het hier slechts om voorbeelden te doen is.

A. DE demografische GEGEVENS

I. Leeftijdsopbouw en generatieduur

le. De formatie der generaties (filiaties).

Bij het parenteelonderzoek kan men slechts tot wetenschappehjk verantwoorde uitkomsten komen, als men elke generatie (tegenwoordig filiatie genoemd) als een eenheid beschouwt en de bewerkingen baseert op de aantallen leden dier generaties. De vraag daarbij is, welk oogenblik men moet kiezen om zich een beeld van de samenstelling der generatie te vormen. Men kan dit n.l. doen op verschillende tijdstippen tijdens haar duur. Terecht heeft Roesle betoogd, dat men moet zoeken naar een centrum, waarop men kan aannemen, dat zij in haar grootsten bloei verkeert, en dit centrum is te vinden in het mediaanjaar der geboorten, die de generatie vormen, d.i. het jaar, waarin, als men de geboorten in volgorde van het geboortejaar plaatst, de middelste in de rij is geboren.

De afstand tusschen de mediaanjaren van twee achtereenvolgende filiaties kan, waar de verschillende generaties elkaar overlappen, tevens worden beschouwd als de gcftcTuticduuT of liever als de tijd, waarin de eene generatie de andere opvolgt.

Zelfs de bepaling hiervan bleek alleen bij P.N. en wellicht ook bij K.G. mogelijk (zie tab. 1 opblz. 285), want bij de andere ontbreken zooveel geboortejaren, dat de ligging van het mediaanjaar vrij onzeker is. Rekenen wij alleen met de leden, wier geboortejaar bekend is, dan krijgen wij het volgende: