Terwijl voor de bevolking in haar geheel wel een generatieduur van 33 jaar wordt aangenomen, ziet men hier geringere, zelfs enkele veel geringere afstanden. Uitbreiding van het onderzoek kan hier zeker nuttig zijn.

2e. Leeftijdsopbouw.

Filiatie P.N. K.G. J.G. G.M. Mediaanjaar Generatieduur Mediaanjaar Generatieduur Mediaanjaar Generatieduur Mediaanjaar Generatieduur I 1663 1 25 ±l6OO ? II 1 27 1 33 ±1620 1 26 111 1668 il 1653 ƒ 1 \ 30 IV 1688 1 / 33 1681 )ff V 1783 1731 /^° 1721/ 1702 / VI VII 1849 1/28 VIII 1877 /

Een tweede gegeven, dat men, uitgaande van het mediaanjaar, kan onderzoeken, is de bepaling van het aantal leden der generatie in dat jaar als basis voor de bepaling van geboorte- en sterftecijfers en hun verdeeling naar hun leeftijd om daaruit de leef tij dspyramide samen te stellen. Daartoe is echter noodig, dat het aantal leden niet te klein is, opdat het resultaat niet al te zeer van het toeval afhankelijk is. Ten slotte bleken dan ook van de verschillende parenteelen alleen de filiaties V-VIII der parenteel P.N. in de mediaanjaren 1783, 1812, 1849 en 1877 voldoende omvangrijk te zijn om er een pyramide van te maken (zie ook tab. 2 op blz. 286). Zij volgen hier, terwijl ter vergehjking die der geheele bevolking voor 1849 er aan is toegevoegd. Doordat van een aantal personen niet bekend was, of zij in het mediaanjaar nog leefden, zijn in elke leeftijdsgroep twee cijfers vastgesteld, een minimum zonder dezen mede te rekenen, en een maximum met aanname, dat zij nog leefden. Hier zijn aUeen de maxima opgenomen.