Denkt men echter over deze laatste conclusie na, dan blijken haar bewoordingen minder juist: wel degelijk moet het ~bloote oog” die microscopische verschillen in afmetingen kunnen waarnemen, daar deze tot dezelfde orde van grootheden behooren als de dimensies der percipieerende elementen van het netvlies. Wanneer van twee naast elkaar gelegen retina-staafjes het eene wel, het andere niet door een lichtindruk wordt geprikkeld, moet deze differentieele gewaarwording aan het gezichtscentrum worden meegedeeld en daardoor de overeenkomst worden beseft van het aldus opgewekte gezichtsbeeld met het in de herinnering aanwezige engram van het werkelijke uiterlijk van de desbetreffende persoon. Dit engram bestaat uit vormen, en voor de beoordeeling dezer vormen komt het natuurlijk niet op de absolute grootte hunner afmetingen aan, maar enkel op hun onderlinge verhouding. Om echter die verhoudingen te bepalen, moet men de afmetingen kunnen uitdrukken in meetbare grootheden.

Wanneer dus de verschillen en overeenkomsten in afmetingen der gelaatstrekken tot de orde van microscopische grootheden behooren, zullen zij het best kunnen gemeten worden, wanneer zij vergroot worden tot de dimensies van de verdeelingen onzer meetschalen. Een micron moet dus b.v. tot een millimeter worden gemaakt, en dit zou m.i. het gemakkelijkst kunnen bereikt worden met een projectieapparaat.

Daarbij zou men echter op hetzelfde bezwaar stuiten, dat men reeds ontmoet als men een zinkoafdruk of zelfs een photo met een sterke loupe bekijkt n.l. dat de omtrekken der verschillende gelaatsdeelen, zooals randen van oogleden, neusvleugels en lippen, tot onduidelijke en vage schaduwen uitvloeien.

Daarom lijkt mij deze methode van waarneming der gelaatsproporties alleen bruikbaar voor scherpe omtrekken, zooals de profiellijn. Vervaardigt men daarvan een lichtbeeld en projecteert dit op een scherm met een netwerk van quadratische deellijnen, dan kan men aan die deelstrepen de afmetingen van voorhoofd, neus, boven- en onderlip, kin en onderkin met voldoende nauwkeurigheid tot in (geschatte) onderdeelen van de eenheid der maatschaal aflezen.

Dat een onderzoek langs dezen weg, die op theoretische overden-

zahlende Massunterschiede in den Gesichtsproportionen erstaunlich gut und sicher geschult ist, viel zuverlassiger als bei den übrigen Körperteilen.”